SciELO - Scientific Electronic Library Online

 
vol.58 issue1Erratum: Augustinus as wegwyser vir 'n geestelike en morele lewe author indexsubject indexarticles search
Home Pagealphabetic serial listing  

Services on Demand

Article

Indicators

    Related links

    • On index processCited by Google
    • On index processSimilars in Google

    Share


    In die Skriflig

    On-line version ISSN 2305-0853
    Print version ISSN 1018-6441

    In Skriflig (Online) vol.58 n.1 Pretoria  2024

    http://dx.doi.org/10.4102/ids.v58i1.3042 

    ORIGINAL RESEARCH

     

    Sexual intercourse without marriage as a multidimensional sin / Geslachtsgemeenschap zonder huwelijk als een multidimensionale zonde

     

     

    Benno A. ZuiddamI, II

    IUnit for Reformational Theology and the Development of the South African Society, Faculty of Theology, North-West University, Potchefstroom, South Africa
    IIFaculty of Theology, Vrije Universiteit Amsterdam, Amsterdam, Netherlands

    Correspondence

     

     


    ABSTRACT

    Bruce Malina's views on sexuality continue to exercise a major influence on contemporary Biblical scholarship. His position was that the Bible in general, and the Torah specifically, approve of sexual intercourse without marriage, as long as it is a voluntary act and the parties are not engaged to or married to someone other and it is not a commercial act. An analysis of the primary sources, as well as the Rabbinic commentaries and the tradition of the Western Church, shows that this view fails to do justice to semantic use of 'fornication' [תוּנְז] in the Thora, as well as to related incidences of πορνεία in the Septuagint and the New Testament. This article argues, on the basis of a text-oriented philological reading of the ancient texts, that these condemn sexual intercourse without an established marriage as a multidimensional sin. Both historical Rabbinic and Apostolic traditions claim a continued validity for this moral evaluation.
    CONTRIBUTION: This article seeks to understand the source-orientated nature of the historical evaluation of sexual intercourse outside marriage in the Jewish and Christian tradition. The results of this enquiry show that a text-oriented approach within the context of tradition allows no room for sexual intercourse without marriage but condemns this as a multidimensional sin. The implication of this is that liberal opinions such as those of Malina are fundamentally not an exegesis of the text in historical context, but a form of meaning assignment. The influence of the philosophy of existentialism and postmodernism on Biblical studies in this development requires further research.

    Keywords: marriage; intercourse; virginity; Deuteronomy 22; Malina; fornication; adultery.


     

     

    Inleiding: Seksualiteit in postmoderne context

    Mag je als vrijgezel geslachtsgemeenschap hebben zonder dat je bent getrouwd? Het is opvallend dat psychologische vaktijdschriften de wenselijkheid hiervan de laatste jaren betwijfelen. 'Hookup culture' wordt in recente psychologische studies negatief geëvalueerd Vrijwillige geslachtsgemeenschap zonder blijvend wederzijds commitment leidt in een groot percentage van de betrokkenen tot spijt, velen ervaren ook later negatieve gevolgen en blijkt een hindernis voor het aangaan van blijvende relaties (Lewis et al. 2011):

    A number of studies have included measures of regret with respect to hookups, and these studies have documented the negative feelings men and women may feel after hookups. In a large web-based study of 1,468 undergraduate students, participants reported a variety of consequences: 27.1% felt embarrassed, 24.7% reported emotional difficulties, 20.8% experienced loss of respect, and 10% reported difficulties with a steady partner. (n.p.)

    It appears the method of asking participants whether and when they had experienced regret (i.e., ever, last hookup, or typical hookup) produces a sex difference, but in terms of categorical presence, it is most emerging adults who have experienced a kaleidoscope of reactions.

    78% of women and 72% of men who had uncommitted sex (including vaginal, anal, and/or oral sex) reported a history of experiencing regret following such an encounter. (n.p.)

    In een andere recente studie onder 200 studenten aan een Canadese universiteit blijkt (Fisher et al. 2012):

    A vast majority of both sexes indicated having ever experienced regret. There were few sex differences in reasons for regret, and better quality sex reduced the degree of regret reported. sex differences in reasons for regret, and better quality sex reduced the degree of regret reported (n.p.)

    Dit komt overeen met de boodschap van Stinson (2010; in Garcia et al. 2012):

    sexual development requiring experimentation, including trial and error, and good feelings and bad feelings. (p. 170)

    Daarnaast blijkt het een vorm van risicogedrag dat kwetsbaar maakt voor seksueel overdraagbare ziekten (Garcia et al. 2012:168). Punten van extra zorg zijn dat het vrijwillige karakter onder druk kan staan door het gebruik van alcohol en/of drugs en dat in bijna 78% van de gevallen één van de betrokkenen, gewoonlijk het meisje, aanvankelijk gevoelens van onbehagen had over wat van haar verwacht werd (Garcia et al. 2012:169). Daarnaast laten de resultaten van één van de onderzoeken zien dat 8% van de betrokkenen aangaf dat hun laatste seksuele ervaring zonder hun toestemming plaatsvond (Garcia et al. 2012:170). Het zijn zorgwekkende bevindingen die aansluiten bij eerdere overzichtsstudies waarvan de resultaten aantonen dat ook ongetrouwd samenwonen, statistisch geassocieerd wordt met 14 risicofactoren die de relatie negatief beïnvloeden (Möller 2013:8).

     

    Probleemstelling, onderzoeksvraag en methodologie

    Probleemstelling

    De resultaten van de onderzoeken wijzen op een kritische ontwikkeling die (nog) niet zichtbaar in de theologie, waar veeleer sprake is geweest van een rechtvaardigende ontwikkeling. De huidige 'consensus' in de nieuwtestamentische vakwetenschap gaat in essentie terug op het liberale gedachtengoed van de liberale Joodse geleerde Joseph Epstein en op de nieuwtestamentische spreekbuis voor de seksuele revolutie van de jaren zeventig, de socioloog Bruce Malina. Al vrij snel na de seksuele revolutie, in 1972, schreef deze in Novum Testamentum dat geslachtsgemeenschap, vrijwillige geslachtsgemeenschap, tussen ongehuwden in Bijbelse termen geen hoererij zou zijn. Sterker nog, volgens Malina is seksueel verkeer toelaatbaar volgens de Thora zolang de partner of persoon zelf niet aan een ander verloofd is, het geen commerciële handeling betreft, en de seks niet in het kader van de dienst aan een afgod staat (Malina 1972:10-17). Ontucht definieert hij daarom als volgt (Malina 1972):

    To sum up: porneia means unlawful sexual conduct, or unlawful conduct in general. What makes a particular line of conduct unlawful is that it is prohibited by the Torah, written and/or oral. Pre-betrothal, pre-marital, non-commercial sexual intercourse between man and woman is nowhere considered a moral crime in the Tora. (p. 17)

    Samengevat: πορνεία [hoererij] is ongeoorloofd seksueel gedrag en vrijwillige geslachtsgemeenschap tussen vrijgezellen is dat niet. Deze overtuiging is de afgelopen jaren in vakwetenschappelijke kring in diverse opzichten geradicaliseerd, bijvoorbeeld in het Journal for Biblical Literature. Harper (2012) ging een stap verder en meende dat Malina's voorwaarde over commercie niet van toepassing hoefde te zijn: 'The OT never strongly condemns male patronage of female prostitutes' (2012:370). Jennifer Glancy beweerde later dat in de Bijbel het seksueel gebruik van slavinnen door hun eigenaar prima was en niet onder ontucht viel (Glancy 2015):

    As I have shown, there is no precedent to support Harper's contention that the term πορνεία would be understood to include a male slaveholder's sexual use of enslaved women in his household. (p. 227)

    Deze uitspraken suggereren dat Malina de juiste weg wees. Hoewel Joseph Jensen (1978:161-184) indertijd aangaf dat de opvatting van Malina over πορνεία geen toereikende tekstueel-grammaticale basis had, is zijn studie genegeerd. De reden hiervoor ligt mogelijk in de paradigmatische overeenkomst tussen de sociologische methode van Malina en postmoderne benaderingen (cf. Harper [2012] en Glancy [2015]) die evenmin tekst georiënteerd zijn. Vanuit een brongerichte methode wekt de kritiekloze bijval van Malina's standpunt bevreemding. Malina voerde weinig bewijsmateriaal vanuit het Oude Testament zelf aan voor zijn stelling, en vatte dit argumentum ex silentio vervolgens op als bewijs voor zijn thesis. Dat werkte niet, want Jensen (1978) liet zien dat de Joodse traditie (van Philo tot Maimonides) zelfs geslachtsgemeenschap van verloofden ongeoorloofd vond. Aan lichamelijke intimiteit moesten ten minste huwelijkse afspraken met getuigen voorafgaan. Joden die geslachtsgemeenschap hadden zonder een dergelijke huwelijksregeling, moesten van Maimonides gegeseld worden (Jensen 1978:178). De discussie in Novum Testamentum indertijd werd vooral gevoerd vanuit categorieën van betekenisvelden die meer een sociale en sociologische dan grammaticale basis hadden. De discussie bleef echter zonder vervolg omdat Malina niet reageerde.

    Onderzoeksvraag

    Jensen heeft echter niet alle problematische aspecten aangesproken: zoals de methodologie van Malina en zijn aantoonbaar verkeerde gebruik van Rabbijnse commentaren en diens nalaten van het evalueren van de betrokken teksten in hun context. Hoewel geslachtsverkeer tussen ongehuwden of verloofden of met een prostituée die geen geld vraagt mogelijk technisch geen hoererij [πορνεία] in strikte zin is volgens de Oudtestamentische definitie, betekent dit niet dat het Oude Testament zwijgt over de geoorloofdheid van deze zaken als zodanig. Silentio in de zin van het ontbreken van de concrete uitdrukking πορνεία als zodanig, impliceert immers niet dat de Schrift geen andere woorden gebruikt die duidelijk maken dat het gaat om verkeerd gedrag. Is het filologisch-exegetisch verantwoordelijk om op grond van één woordje een ethisch debat te beslissen? Dit vraagt om het betrekken van de wijdere semantiek en context van de bronnen en het overwegen van betrokken betekenisvelden. Bijvoorbeeld, hoe verhouden zich πορνεία in de Septuagint en de onderliggende Hebreeuwse equivalenten en op welke wijze reflecteert dat bij Jezus en Paulus?

    Voor een evenwichtig beeld is het bovendien nodig om in te gaan op de verhouding tussen het Oude en het Nieuwe Testament en ethische lijnen te trekken tussen de gebodsethiek, de specifieke tekstuele concretisering, uiteindelijk gespiegeld tegen de verwerking hiervan in de Kerkelijke traditie. Vanuit het concept van voortschrijdende openbaring zou het bijvoorbeeld kunnen zijn dat Malina gelijk had wat zijn Oudtestamentische basis betreft, maar dat naarmate Gods wil duidelijker werd, het Nieuwe Testament strengere eisen stelt. De behandeling van polygamie is daarvan een voorbeeld. Stelt het Nieuwe Testament hogere eisen aan seksuele omgang dan het Oude, of is dit juist niet het geval?

     

    Methodologie

    De focus van dit artikel ligt op de primaire bronnen binnen hun religieuze traditie, specifiek de Bijbelse gegevens. Het onderzoek toont hoe deze teksten in hun tekstuele context de legitimiteit van geslachtsgemeenschap zonder huwelijk beschrijven en hoe ze zich onderling verhouden.

    De gebruikte methodologie is filologisch en tekst-georiënteerd. Daarbij wordt de Heilige Schrift opgevat in confessionele zin, als spreken van God dat als gezaghebbend erkend en vastgesteld is in de Kerk, en daarom geen teksten isoleert maar 'Schrift met Schrift vergelijken' als beginsel vereist. Ten diepste stelt dit artikel dus de vraag naar een canonieke positionering op dit onderdeel van de seksuele ethiek.

    Eigen context en de historische context

    Wetenschappers zijn gebaat bij het herkennen en erkennen van de eigen context en dat die soms het verstaan van primaire bronnen bemoeilijkt. Anders kan dat leiden tot het opgeven van het bestuderen van deze bronnen met als gevolg slechts aan betekenistoekenning te doen omdat de oorspronkelijke betekenis aan relevantie verloren heeft of in de nieuwe historische context als inperkend of aanstootgevend wordt ervaren. Vanuit de normativiteit van het eigene, missen we soms het wereldbeeld van de tekst. Bij het onderwerp van dit artikel, seksuele relaties, is het daarom belangrijk om vast te stellen dat de beschouwing van het Oude en het Nieuwe Testament op samenleving en menselijke relaties niet overeenkomst met die van liberale westerse democratieën in de 21ste eeuw. De antieke samenleving was niet ingericht volgens individualiteit en vrijheid. Anders dan in het postmoderne Westen, lag er in de maatschappij een grote klem op zedelijkheid. Volgens Van Oyen (1967:168) behoorde dit tot de kern van de boodschap van het Oude Testament: 'der Kampf um geschlechtliche Reinheit gehört zu den vornehmsten Forderungen der prophetischen Botschaft'.

    Bovendien zag men seksuele relaties vanuit maatschappelijke dimensies, en in termen van bezit en verantwoordelijkheid. Die bezitscomponent van relaties blijkt reeds bij de Tien Geboden. Het Tiende Gebod ('Gij zult niet begeren', Ex 20:17, Dt 5:21) richt zich tegen bezitsmisdaden (Epstein 1967:194, vgl. Higger 1949:428). De vrouw van 'uw naaste' staat immers in het rijtje van diens huis, akker, ploegdieren en andere bezittingen. De vrouw was geen gelijkwaardige partner, maar werd gezien als deel van de huishouding van haar man. Ook in de Romeinse wereld was het normaal dat een vrouw bij haar huwelijk deel werd van de schoonfamilie en dat haar bruidsschat onder de verantwoordelijkheid van de pater familias van haar man kwam (De Blois & Van der Spek 2019:197).

    Tot in de 20ste eeuw domineerde deze visie ook in de Europese geschiedenis. Voor de introductie van emancipatiewetgeving verloor een vrouw door te trouwen haar handelingsbevoegdheid voor de wet. Dat was geen oordeel over de waardigheid of het vermogen van de vrouw om besluiten te nemen, immers als ongehuwde was zij handelingsbevoegd als vrouw, maar een maatschappelijke regeling die voortkwam uit een patriarchale visie op het huwelijk. Ook in het Oude Testament ging de regeling samen met een relatief goede rechtspositie (Večko 2021:175).

    In de historische context, van het Oude Testament bedreef een gehuwde vrouw in overspel als zij geslachtsgemeenschap had met enige andere man dan haar echtgenoot. Een gehuwde man, daarentegen, pleegde geen overspel als hij gemeenschap had met een ongehuwde vrouw. Dat betekende niet dat mannen alles mochten en vrouwen niets. Ook voor een gehuwd man was dit gedrag in de Mozaïsche wetgeving ongeoorloofd. Maar vanwege het ontbreken van de bezittelijke relatie, was het een zonde van een andere categorie: niet van overspel, maar ontucht.

    In het Engels worden deze zonden respectievelijk 'adultery' [overspel] en 'fornication' [hoererij] genoemd (vgl. Horne 1974:52). Voor dat laatste woord is het Nederlandse woord 'hoererij' in de Statenbijbel de gebruikte vertaling, maar ons huidige taalveld kan dat verwarring oproepen omdat in hedendaags Nederlands vooral aan prostituées (seks tegen betaling) gedacht wordt. 'Ontucht' is daarom een betere vertaling. Dit woordkomt waarschijnlijk het beste overeen met πορνεία in de Thora (Septuagint) en het Nieuwe Testament. Het ontbreken van een permanente verbintenis bij seksuele intimiteit maakt dat het geslachtsverkeer gereduceerd wordt tot 'seeking merely the function and not the person, desiring union and not community' (Thielike 1964:40).

    Het woord hoererij duikt vooral later in het Oude Testament op bij profeten als Jeremia, Micha, Hosea, Nahum, Ezechiël. Daar wordt het in één adem gebruikt met godsdienstig overspel, namelijk echtbreuk jegens de enig ware God. Het Hebreeuwse grondwoord voor hoererij [זְנוּת] is in principe niet te onderscheiden van זָנָה, het bedrijven van overspel (elders in het Grieks μοιχάομαι genoemd). Dat blijkt bijvoorbeeld uit Hosea 3:3. In die betekenis van overspel komt ontucht ook in de Thora voor. In Numeri 14:33 wordt het gebrek aan vertrouwen op God 'hoererij' genoemd en vinden we impliciet al de notie van geestelijk overspel van het volk Israël die we later in profeten als Hosea uitgewerkt zien. Numeri (25:1-5) wijst later op de ongeoorloofde omgang met Moabitische vrouwen, waar πορνεία verboden seksuele relaties met heidenen betreft en dus ook metterdaad religieuze ontrouw impliceert.

    Weerlegging van Malina's bevindingen

    wMalina zag in de Tien Geboden geen belemmering voor zijn opvatting. Daarbij liet hij zich leiden door de liberaal Joodse publicatie Sex Laws and Customs in Judaism van Louis Epstein (1967; cf. Malina 1972:11).

    The Bible does not seem to consider non-commercial and unpremeditated sexual contact between a man and an unmarried woman as harlotry. In fact, the Bible has no prohibition against it, either for the man or for the woman. It takes up this subject only in connected with the rape or seduction of a virgin, and there it is treated not as a moral crime but as a civil case against the man for theft of virginity. That the family was outraged by such an act, there is no doubt, and in the older law the case was left to the family to square it with the offender, upon whom was visited the full horror of the ancient blood revenge. But from the time of the earliest formulation of biblical law, the family could do nothing but demand payment for the stolen virginity or give the girl in marriage to the ravisher. This done, the girl was not a harlot, and the man was not a criminal. (p. 167)

    Het Zevende Gebod (naar protestantse rekening) gaat over echtbreuk en niet over ontucht. Als vrijgezellen met elkaar naar bed gaan, is dat in de zin van de Thora geen echtbreuk en in strikte zin geen overtreding van dit gebod.

    Formeel exegetisch is dat correct. De synekdochische kerkelijke uitleg, waarbij het Zevende Gebod een noemer werd voor alle vormen van onzedelijkheid, is van later datum. Echtbreken [נָאַף] is een andere zonde dan hoererij [זְנוּת en πορνεία].

    Toch is hiermee niet alles gezegd. In de Oudtestamentische visie zijn zowel overspel als ontucht geen daad op zichzelf, maar zowel een bezitsmisdaad met relationele implicaties voor families en de samenleving, als een misdaad tegen God. Ook is er sprake van een ontwikkeling waarbij in de Bijbel zelf het Zevende en Tiende Gebod gecombineerd worden als verbod op alle buitenhuwelijkse geslachtsgemeenschap. Ontucht wordt dan overspel tegen God. Een eerste notie hiervan treffen we reeds bij het gebruik van πορνεία in Numeri en de verwerking in de Joodse en Christelijke tradities. Uiteindelijk komt dat neer op een visie waarbij μοιχάομαι een zeer ernstige vorm van πορνεία is, als ultieme vorm van ongeoorloofd seksueel gedrag.

    Bezitsmisdaad in de Bijbel heeft diverse verticale en horizontale aspecten die uitgaan boven een materialistisch paradigma. Deze overwegingen, waarop het vervolg van dit artikel zal ingaan, maken duidelijk hoe belangrijk het is om woordgebruik in context te evalueren.

    Thora: Ook vrijwillige geslachtsgemeenschap is ontucht

    De Thora veroordeelt vrijwillige geslachtsgemeenschap zonder huwelijk. Het is overbodig om aan te tonen dat het onder πορνεία [ontucht] valt, want dit blijkt reeds uit de strafmaat zoals hierna aangetoond wordt. Vrijwillig seksueel verkeer met een vrijgezel wordt bestraft, maar minder ernstig dan geslachtsgemeenschap met een getrouwd persoon. Niet alle zonden wegen even zwaar en niet alle ontucht is echtbreuk. De volgorde, van ernstige naar minder ernstige zonde, van de tweede tafel van de Wet is daarvan reeds een aanduiding: eerst moord, dan echtbreuk, vervolgens stelen, liegen en begeren. Bestraffing hangt samen met de aard van de overtreding. Voor stelen geldt een compensatiebeginsel, maar tegen liegen zijn geen concrete maatschappelijke strafbepalingen opgenomen. Wel laten de bepalingen over het godsoordeel (Nm 5:29-30) en de narratieve ethiek over het ontkennen van een bedreven zonde (Joz 7) zien dat de leugen achterhaald kan worden en dan alsnog met de dood bestraft kan worden. De leugen wordt dan gezien als verzwarende omstandigheid bij overspel of bij het schenden van de banvloek. Tegen begeren zijn in het Oude Testament evenmin specifieke straffen te vinden. Toch laat het aparte gebod hiertegen zien dat het geen triviale zaken betreft. De Tien Geboden laten zien dat er dikwijls een samenhang is van zondige factoren, horizontaal (misdaad tegen een naaste) en verticaal (misdaad tegen God), die leiden tot verkeerd gedrag.

    Het verschil in strafmaat bij de praktische rechtspraak in de Thora maakt duidelijk dat concrete zonden verschillend in aard en ernst zijn. Bij voorbeeld, de Tien Geboden bevatten een verbod op overspel ('Gij zult niet echtbreken', Ex 20:14, Dt 5:8), en de praktische afhandeling daarvan wordt geregeld in aparte wetten (Lv 20:10, Dt 22:22). De Thora kent meer dan 600 aanvullende 'mitzvot', inzettingen die specifieke overtredingen reguleren. Op sommige seksuele daden staat de doodstraf (o.a. voor homoseksualiteit Lev. 20:13 en bestialiteit Lv 18:23, 20:15-16; Dt 27:21). Andere zonden hebben een boete of verbanning tot gevolg (zoals voor doodslag vanwege een ongeluk, vgl. Nm 35:6-32; Joz 20:2-9; 21:13-38; 1 Kron 6:57, 67).

    Deze praktische rechtsregels veroordelen vrijwillige geslachtsgemeenschap zonder huwelijk als een overtreding waarop in principe de doodstraf staat. Zowel de man als de vrouw moesten dan met de dood bestraft worden (Dt 22:23-24). In geval van onvrijwillige geslachtsgemeenschap (verkrachting) met een meisje dat al verloofd was, werd alleen de dader gedood (Queen-Sutherland 2016; Dt 22:2):

    Once paid, bride wealth transferred the legal status of a female from father to intended husband. At this point, should another man have sex with her as an engaged virgin, although still in the household of her father, the charge would be adultery. In Deuteronomic law, the criminal act would be the same as a man caught lying with the wife of another man; the punishment is death (p. 2)

    Echter, op verkrachting van een meisje dat niet verloofd was, stond geen doodstraf maar de verplichting om haar vader een schadeloosstelling te betalen, met haar te trouwen en haar nooit te verlaten (Dt 22:28-29). Er was immers zowel sprake van een zedelijk- als van een bezitsmisdrijf tegen het meisje en haar familie.

    Als er sprake was van vrijwillig geslachtsverkeer en verleiding van een vrij meisje, dan was de man of jongen evenzeer verplicht om de vader een drievoudig bruidsschat te betalen en met haar te trouwen. Als de vader zijn dochter 'absoluut weigert haar aan hem te geven',1 dan was hij (de dader) nog steeds verplicht om het drievoudige bedrag van een bruidsschat te betalen (Ex 22:16-17 cf. Otto 1999).

    Wenn der keine Ehefrau hat, gibt der Konkumbent ihrem Vater das Dreifache des Preises einer Jungfrau. Ihr Konkumbent heiratet sie. Er entläβt sie nicht. Wenn der Vater es nicht will, nimmt er das Dreifache einer Jungfrau. [Wanneer hij niet getrouwd is, geeft de man die met haar gemeenschap had aan haar vader de drievoudige prijs voor een maagd. De man die met haar gemeenschap had, trouwt met haar en mag haar nooit verlaten. Wanneer haar vader dit niet wil toestaan, moet hij eveneens de drievoudige prijs voor een maagd betalen.]. (p. 145 [auteur vertaling])

    Ook hier worden de verschillende aspecten van het misdrijf, verkrachting en bezitsmisdaad, verrekend. Dat element bleef onbesproken in de destijdse discussie tussen Jensen en Malina. Vanuit het Oudtestamentisch wereldbeeld begaat iemand die geslachtsverkeer heeft met een ongetrouwd meisje zowel een seksuele onrechtmatigheid die verplichtingen schept jegens de vrouw, als een bezitsmisdaad (vgl. het Tiende Gebod, Ex. 20:17) die de materiële en relationele rechten van de vader schond. Immers, zijn toestemming had gevraagd moeten worden en hij had recht op een bruidsschat. Ook als de vader zwaarwegende redenen had om haar niet ten huwelijk te geven, dan was het alleen al vanwege de 'waardevermindering' van diens dochter door dit voorhuwelijks geslachtsverkeer, dat hij recht had op een bruidsschat van de overtreder. Seksueel verkeer zonder huwelijk wordt in de Thora dus zonder meer afgekeurd. Zelfs wie het vrijwillig begaat, wordt gezien, benoemd en behandeld als overtreder.

    Zowel Malina als Epstein, waarop hij zich baseert, gaan voorbij aan het feit dat ontucht gezien wordt als een overtreding met diverse relationele componenten. Door ontucht te reduceren tot slechts een bezitsmisdrijf, zonder dit te zien als een complex van relationele overtredingen, is dus feitelijk een herinterpretatie van een tekst die in de primaire context geheel anders bedoeld is. Op grond van de betrokken teksten in Exodus en Deuteronomium is er in ieder geval geen semantische basis om ontucht te reduceren tot een bezitsmisdaad en een ceremonieel gebod dat slechts voortkwam uit de maatschappelijke verhoudingen van die tijd. Het draagt ook een ethisch-relationeel risico in zich: 'However, the more sexuality is separated from spiritual unity and commitment, the more it is being degraded to the level of functionality' (Möller 2013:7).

    Thora: Geslachtsgemeenschap zonder huwelijk is ontucht

    Dat geslachtsgemeenschap zonder huwelijk al dan niet vrijwillig in de Thora veroordeeld wordt, kan dus afgeleid worden uit de besproken strafmaat. Dat het bestraft moet worden, laat zien dat het gaat om zonde. Labuschagne (1990:197) wijst erop dat het voorschrift over de in opspraak gebrachte bruid met een specifieke Hebreeuwse formule wordt afgesloten. Dat is dezelfde als bij overspel met een getrouwde vrouw of een verloofd meisje (מִקִּרְבֶּֽךָ הָ רָ֖ע רְתָּ֥וּבעַ, 'en zo zult gij de boze uit Israël wegdoen', letterlijk: wegbranden of verteren). Volgens Labuschagne (1990:197) is dit 'omdat het de zwaarste overtredingen rond het huwelijk betreft'. Het ongetrouwd verliezen van maagdelijkheid op vrijwillige basis is in het Joodse denken dus allesbehalve een trivialiteit. Op verkrachting stond de doodstraf (Dt 22:25-26).

    Een aanvullend inzicht uit de Joodse traditie is dat het boek Targum Jonathan het verbod om meisjes in hoererij te laten vervallen (לְהַזְנוֹתָ֑הּ, cf. Lv 19:29), opvat als een vaderlijke plicht om dochters te verhinderen om ongetrouwd seksueel actief te zijn, en ze op tijd uit te huwelijken.2 De reden wordt zowel in Leviticus als in de Targum duidelijk omschreven: opdat het land niet in hoererij vervalt [הָאָ֔רֶץ ולְֹֽא־תזִנְֶה֣] en het land niet vol wordt met ontucht [זמִָּהֽ האָרֶָ֖ץ וּמָלֽאְָה֥]. De New American Standard Bible vertaalt זִמָּֽה terecht met immorality (vgl. Lv 18:17 en 20:14).

    Het gebruik van deze woorden is belangrijk voor het verstaan van wat we een locus classicus voor de geoorloofdheid van geslachtsverkeer zonder huwelijk mogen noemen. Aanvullende bepalingen over de reinheid van het huwelijk uit het boek Deuteronomium laten zien hoe de Thora vrijwillig seksueel verkeer voor het huwelijk beoordeelt:

    Deut. 23:13 Wanneer een man een vrouw zal genomen hebben, en tot haar ingegaan zijnde, alsdan haar zal haten, 14 En haar oorzaak van naspraak zal opleggen, en een kwaden naam over haar uitbrengen, en zeggen: Deze vrouw heb ik genomen, en ben tot haar genaderd, maar heb den maagdom aan haar niet gevonden; 15 Dan zullen de vader van deze jonge dochter en haar moeder nemen, en tot de oudsten der stad aan de poort uitbrengen, den maagdom dezer jonge vrouw. 16 En de vader van de jonge dochter zal tot de oudsten zeggen: Ik heb mijn dochter aan dezen man gegeven tot een vrouw; maar hij heeft haar gehaat; 17 En ziet, hij heeft oorzaak van opspraak gegeven, zeggende: Ik heb den maagdom aan uw dochter niet gevonden; dit nu is de maagdom mijner dochter. En zij zullen het kleed voor het aangezicht van de oudsten der stad uitbreiden. 18 Dan zullen de oudsten derzelver stad dien man nemen, en kastijden hem; 19 En zij zullen hem een boete opleggen van honderd zilverlingen, en ze geven aan den vader van de jonge dochter, omdat hij een kwaden naam heeft uitgebracht over een jonge dochter van Israël; voorts zal zij hem ter vrouwe zijn, hij zal haar niet mogen laten gaan al zijn dagen. 20 Maar indien ditzelve woord waarachtig is, dat de maagdom aan de jonge dochter niet gevonden is; 21 Zo zullen zij deze jonge dochter uitbrengen tot de deur van haars vaders huis, en de lieden harer stad zullen haar met stenen stenigen, dat zij sterve, omdat zij een dwaasheid in Israël gedaan heeft, hoererende in haars vaders huis; zo zult gij het boze uit het midden van u wegdoen.

    Het meisje krijgt dus de doodstraf vanwege de verzwegen ontucht die ze vroeger bedreven had (in geval van verkrachting van een meisje dat niet besproken was, zie Ex. 22:16, Dt 22:28-29). De tekst gebruikt een Hebreeuws woord met een vergelijkbaar betekenisveld als het Griekse hoererij, vrij vertaald: 'door het huis van haar vader in hoererij te dompelen' (אָבִ֑יהָ בֵּ֣ית לִזְנֹ֖ות, BHS). Dat bevestigt de Septuagint, die met een werkwoord dat πορνεία als grondvorm heeft, vertaalt.3 Ook in het Grieks staat er geen voorzetsel bij het huis van haar vader, maar is het als het ware het huis dat door haar optreden met hoererij besmet raakt [ἐκπορνεῦσαι τὸν οἶκον τοῦ πατρὸς αὐτῆς].

    Door de klemtoon op het huis van haar vader, laat dit voorval in Deuteronomium zien dat een meisje dat vrijwillig geslachtsgemeenschap heeft gehad voordat zij trouwde, zondigt tegen het Vijfde Gebod (eer uw vader en moeder). Uit deze perikoop blijkt dat maagdelijkheid de regel was bij het aangaan van een huwelijk. Wanneer die ontbrak en dat bij haar huwelijk pas aan het licht kwam, kon dat dus de doodstraf opleveren. Maagdelijkheid werd zozeer geacht in de cultuur van het Nabije Oosten dat men bewijs ervan gaf aan de schoonouders in de vorm van een kleed met druppels bloed (Dt 22). Het verlies van maagdelijkheid verkleinde de kansen om te trouwen of op een goed huwelijk aanzienlijk.

    Bar (2021) benadrukt de normativiteit van maagdelijkheid in de wereld van het Oude Testament:

    The young woman's prospects of marriage have been destroyed by the loss of her virginity; the father has lost the bride-price he expected to receive when she married. Consequently, the rapist must pay the father an amount equal to the bride price. He must also marry his victim and may never divorce her. (p. 796)

    Tamar beweende dan ook het onrechtmatig verlies ervan (2 Sm 13:19). Ademiluka (2023:2) heeft aangetoond dat het gebruik van maagd in Deuteronomium niet anders opgevat kan worden dan in de biologische zin van virgo intacta. Uiteindelijk concludeert hij dat, 'Deuteronomy 22:13-21 reflects the high premium that used to be placed on female virginity in ancient Israel as in many parts of the world, particularly Africa'. (Ademiluka 2023:9). In veel Afrikaanse landen geldt dit nu nog steeds. Het toenemend geslachtsverkeer voor het huwelijk in Afrikaanse landen als Nigeria wijt hij vooral aan de Westerse media en cultuur.

    In Bijbels opzicht is het dus van belang om vast te stellen dat vrijwillig geslachtsverkeer tussen een man of jongen en vrouw of meisje die niet getrouwd zijn gezien wordt als een ernstige zonde. In het Oude Testament volgt daarop de verplichting om te trouwen (Dt 22:28-29), maar als dat niet gebeurt en het later aan het licht komt bij een huwelijk met iemand anders, dan moet de vrouw door de gemeenschap gestenigd worden, een dood waarbij zij door de manier van sterven ook zichtbaar door haar omgeving verworpen wordt. Hoewel er verzwarende omstandigheden zijn zoals het achterhouden van de waarheid bij haar huwelijk, gaat het bij de bestraffing ten diepste om een zonde van seksuele gemeenschap die zij als ongetrouwde in het verleden heeft bedreven (Bar 2021):

    Her loose behavior while still in her father's house and under his authority renders her culpable - a severe offence against her father, just as adultery by a married woman, is a severe offence against her husband. (p. 796)

    De zonde van לִזְנֹ֖ות [hoererij] en ἐκπορνεῦσαι [hoereren] slaan niet op haar huwelijk, of op het verzwijgen, maar verwijzen naar het seksueel vergrijp dat voorheen plaatsvond en onder deze omstandigheden de doodstraf waard is. Wells (2005:49) bevestigt dit: 'But the timing does not matter. This is why the passage does not distinguish between betrothed and unbetrothed virgins'. Voor de straf op het misdrijf maakt het niet uit wanneer het plaatsvond, en of er reeds een bruidsprijs betaald was. De aard van het misdrijf van vrijwillige ontucht wordt door de tekst gezien als reden voor de doodstraf. De argumentatie van Malul (2009:457) dat ontucht in dit geval zou verwijzen naar een misdaad tegen de man waarmee ze trouwde, komt dus niet voort uit de tekst, maar is een vorm van betekenistoekenning. De gedetailleerde studie van Clemens Locher (1986) laat op dit punt geen misverstand bestaan en stelt dat Deuteronomium het gewoonterecht van elders niet overneemt, maar de doodstraf oplegt op het voorechtelijk geslachtsverkeer van meisjes (Clemens 1986):

    Allerdings hat Dtn 22,13-21 das vorgegebene Gewohnheitsrecht nicht einfach übernommen: diesem gemäss galt z.B. vorehelicher Geschlechtsverkehr einer jungen Ehefrau, wenn er erst nach der Hochzeit entdeckt wurde, als Scheidungsgrund - eine Norm, die die Gerichtsurkunde ITT 3/2,5286 noch ungebrochen widerspiegelt. In Abweichung von der herkömmlichen Norm bewertet Dtn 22,13-21 das Vergehen nach Ausweis von 22,20f. als dem Kapitaldelikt des Ehebruchs gleichwertig und verfügt die Todesstrafe gegen die schuldige Frau. [Deuteronomium 22:13-21 nam echter niet zomaar het gegeven gewoonterecht over: op grond hiervan werd bijvoorbeeld seksuele gemeenschap voor het huwelijk door een jonge vrouw, als deze pas na de bruiloft werd ontdekt, beschouwd als een reden voor echtscheiding - een norm die nog steeds zichtbaar wordt in het gerechtelijk document ITT 3/2,5286. In afwijking van de conventionele norm beoordeelt Deuteronomium 22:13-21 de overtreding volgens 22:20f. als gelijkwaardig aan het halsmisdrijf van overspel en legt de doodstraf op aan de schuldige vrouw.]. (p. 385 [auteur vertaling])

    Het stenigen door de gemeenschap is volgens Clemens een democratisering van het oriëntaals recht van een koning om het kwaad uit de gemeenschap te verwijderen (naar analogie van Dt 4:6, zie Clemens 1986:387). Of de hoererij plaatsvond voor of nadat ze verloofd was aan de man waarmee ze uiteindelijk trouwde, is in de tekst geen factor van belang. De ontucht waardoor de maagdelijkheid verloren ging is de reden voor doodstraf.

    Christensen (2002:322) beklemtoont dat promiscuïteit in het Oude Testament niet gezien wordt als een privézaak maar als een falen van de gemeenschap: 'The specific location of the execution indicates parental responsibility for the sexual behaviour of their children'.

    De bewering dat geslachtsgemeenschap met wederzijdse instemming door ongetrouwde mensen in de Thora niet afgekeurd wordt (Malina 1972:17), blijkt dus niet te kloppen, vooral niet als men daarbij ook deuterocanonieke boeken betrekt. Jezus Sirach stelt ongetrouwde geslachtgemeenschap gelijk met verontreiniging, is zij maagd, dat zij niet misschien ontreinigd, en in haars vaders huis zwanger worde, en hebbende een man, dat zij niet misschien overtrede, en getrouwd zijnde, niet misschien onvruchtbaar zij. (SV)4

    Ook Malina's argument vanuit de latere Joodse traditie houdt geen stand. De voornaamste autoriteit waarop hij zich beriep was Shlomo Yitzchaki, beter bekend als Rashi (1040-1105), een gezaghebbend middeleeuws exegeet in de Joodse traditie. Malina zegt dat Rashi 'yet reads it as not referring to pre-betrothal, pre-marital intercourse at all, perhaps because Scripture prescribes no punishment for a woman who was unchaste before betrothal' (1972:16).

    Het probleem is dat Malina Rashi niet zorgvuldig las, of zich baseerde op een onjuiste interpretatie van Rashi (i.e. Epstein). Want wie de betrokken Rashi editie (Yitzchaki 1929-1934, Dt 22:22) raadpleegt, ontdekt dat Malina's verwijzing niet klopt. Deuteronomium 22:22 gaat over een andere zaak, namelijk over een man die overspel pleegt met de vrouw van iemand anders. Die tekst gaat over echtbreuk en heeft dus niets te maken met vrijwillig seksueel verkeer tussen ongehuwden. Waarschijnlijk baseert Malina zich op Epstein, die in tegenstelling tot de rabbijnse traditie geen onderscheid maakte tussen verkrachting en verleiding (Higger 1949:425-426).

    Rashi zegt dus gewoonweg niet wat Malina beweert, ook niet als hij eigenlijk naar vers 21 bedoelde te verwijzen, dat de doodstraf uitspreekt over een meisje dat geslachtgemeenschap had voor haar huwelijk. In tegendeel, volgens Rashi heeft ze zich als hoer gedragen in het huis van haar vader en moet daarom gestenigd worden door de getuigen en al de mannen van haar stad (vgl. Sifrei Devarim 240:1; cf. Rashi, Lv 24:14). Deze middeleeuwse uitlegger is allesbehalve liberaal. Even later, bij de tekst over een meisje dat in het veld verkracht wordt, zegt hij: dat het nooit gebeurd zou zijn als ze thuisgebleven was zoals het een kuis Joods meisje betaamt (Rashi, Dt 22:26).

    Met andere woorden, ook in het Oude Testament en de traditionele Joodse uitleg hiervan valt vrijwillig seksueel verkeer voor het huwelijk wel degelijk binnen het taalveld van ontucht of hoererij. Dit geldt ook binnen de rabbijnse traditie, die specifiek dat woord gebruikt in deze context die voldoet aan alle eisen die de school van Epstein en Malina stelde: vrijwillig seksueel verkeer door ongehuwden, zonder commerciële of rituele afgodische aspecten. Hoewel het geen overspel is, kent de Thora ook voor dit vergrijp straf, zelfs de doodstraf als het ging om vrijwillig seksueel verkeer met een ander dan de uiteindelijke huwelijkspartner.

    We zien dat de letterlijke visie in de Thora later bij de profeten de basis vormt voor hun geestelijk taalgebruik, waarbij hoererij (ontucht) en overspel met valse goden bedreven worden, tegen de enig ware God. Juist de duidelijkheid van de zaak in de Thora is op dit punt voedingsbodem voor de spirituele symboliek om de aard en ernst van omgang met andere goden dan de Heere duidelijk te maken. Net als de narratieve ethiek van Nathan (2 Sm 12:1-31) grijpt dat in het hart omdat het diepe menselijke emoties raakt.

     

    Nieuwe Testament lezen vanuit Oude Testament

    De strafmaat Thora brengt ons bij de Nieuwtestamentische verwerking. Aangezien Jensen (1978:161-184) indertijd inging op de semantische aspecten, en heeft aangetoond dat vrijwillige seksuele relaties zonder huwelijk ook in het Nieuwe Testament onder de noemer 'hoererij' vallen, richt ik me in dit artikel op het doortrekken van de lijnen uit de Thora in het Nieuwe Testament.

    De genoemde passage over het meisje uit Deuteronomium dat haar maagdelijkheid verloor voordat zij trouwde, resoneert in Johannes 8, waar de mannen uit de stad stenen mochten gooien, maar een voor een afdruipen. Hoewel beide passages tegenwoordig geduid worden als 'injustice to and oppression of women' (vgl. Ottuh 2019:15), wordt de band tussen beide Schriftgedeelten breed erkend.

    Vanuit de contextuele context van Johannes 8 is er zelfs een positieve boodschap. Het woord van Jezus maakt een nieuw begin mogelijk, ook na seksuele afdwaling: 'Ga heen en zondig niet meer.' (8:11)5

    Ook de geschiedenis van het Oude Testament maakt duidelijk dat doodstraffen om seksuele vergrijpen niet altijd uitgevoerd werden. Een bekend voorbeeld is het overspel van koning David, hij werd op een andere manier gestraft. De historische boeken (zoals Samuël en Koningen) maken geen melding van daadwerkelijk uitgevoerde doodvonnissen in de zin van Deuteronomium 22. Jezus sloot zich dus aan bij een reeds ontstane praktijk: principieel gesproken was het zondig en de doodstraf waard, maar uit barmhartigheid werd het vonnis niet voltrokken, om mensen de kans te geven om hun leven te beteren. Hoewel het oordeel over de zonde als zodanig hetzelfde blijft, zonder berouw is er geen toegang tot het koninkrijk der hemelen, is er dus verschil in de op aarde uit te voeren straf. In bredere Nieuwtestamentische context gezien, zou men kunnen stellen dat er in Johannes 8 sprake is van een uitgesteld oordeel in het licht van de eeuwigheid, een proeftijd in het heden der genade, totdat op de jongste dag bij het laatste oordeel alles gewogen zal worden (Mt 25, vgl. Op. 20:11-15). Paulus schaart hoererij of ontucht onder de zonden die mensen buiten het koninkrijk van God houden.6

    Jezus behandelt πορνεία als een zonde die begint met een overtreding van het Tiende Gebod, het verkeerde begeren van het hart. Dit verontreinigt de mens, niet wat hij eet (Mt 15:19, Mk 7:21). Deze gedachte treffen we reeds in het boek Job (31:1), die ook het begeren van een maagd als zonde rekent.7 Het is voor Job evenzeer verkeerd als het begeren van andermans vrouw.8 In de context is sprake van parallellisme tussen overspelige en ontuchtige gedachten. Hoewel er geen sprake is van literair parallellisme, een bekende stijlvorm in het Hebreeuws, omdat de verzen te ver uit elkaar liggen, maakt de inhoud toch duidelijk dat de auteur de waarschuwing van het Tiende Gebod voor beide situaties ter harte neemt.

    We zagen al dat de Thora het Tiende Gebod duidt als een bezitsmisdrijf. Dat denken wordt voortgezet door de apostel Paulus in zijn metafoor van het lichaam als tempel van de Heilige Geest. In de lijn van Numeri en profeten als Hosea stelt Paulus dat πορνεία een vorm van echtbreuk is jegens God. Ontucht is voor hem een zonde tegen de eigendomsrechten van Christus. Het lichaam van gelovigen behoort immers niet meer aan hunzelf toe, maar Christus is de eigenaar geworden is door het te kopen met zijn bloed (1 Kor. 6:12-20). De tempel van de Heilige Geest wordt geschonden als een gelovige zich seksuele vrijheden veroorlooft. 9

    De bezitscomponent van het Tiende Gebod functioneert dus in het Nieuwe Testament zowel horizontaal richting de naaste ('Wie een vrouw aanziet om haar te begeren') als verticaal jegens God. Er is dus sprake van continuïteit in de evaluering van ontucht als een multidimensionale zonde in de Thora, de Profeten en het Nieuwe Testament.

     

    Tijdsgeest en traditie

    Bij brongericht lezen laat de Bijbel dus geen ruimte voor vrijwillige seksuele gemeenschap tussen vrijgezellen. Exegetisch gesproken is er voldoende reden om het een vorm van ontucht of hoererij te noemen, maar in het licht van het moderne taalveld is het mogelijk beter om te concluderen dat de Bijbel het ziet als een 'multidimensionale zonde'.

    Eigenlijk had deze conclusie niet als verrassing moeten komen, gezien de Joods-Christelijke moraal van de afgelopen tweeduizend jaar. Die laat weinig ruimte voor misverstand. De rabbijnse traditie acht elke seksuele relatie buiten het huwelijk (voor mannen zowel als vrouwen) ontoelaatbaar. Zij zag maagdelijkheid als een opdracht voor vrijgezellen en als normatieve voorwaarde voor het huwelijk (Lamprecht 2019:1-16).

    Ook het kerkelijk leergezag is eenduidig en ononderbroken over seksuele relaties zonder huwelijk. Willem Eijk wijst erop dat hierbij alle buitenhuwelijkse betrekkingen, ook van ongehuwden, betiteld worden als fornicatio, het Latijnse equivalent van πορνεία (Eijk 2022:263-264). De enige uitzondering hierop in de geschiedenis is de het feit dat de middeleeuwse kerk soms het matrimonium secretum als geldig heeft erkend. Daarbij maakte zij onderscheid tussen geslachtsgemeenschap voor het huwelijk of voorafgaand aan de ceremonie. Het eerste was verboden, maar het tweede onder bepaalde omstandigheden toelaatbaar, zolang man en vrouw plechtig elkaar het jawoord gegeven hadden en de familie daarmee instemde (zie de eerdergenoemde rabbijnse regeling met twee getuigen). De sluiting van het huwelijk ging in dat geval vooraf aan de kerkelijke ceremonie. Deze was in ieder geval een latere ontwikkeling. Eerst was het huwelijk een familieaangelegenheid. Later werd ook de kerk betrokken, aanvankelijk voor een zegen over het huwelijk op de stoep van de kerk. Pas in de hoge middeleeuwen kwamen er trouwdiensten in de kerk, maar zelfs in de 16de eeuw was het niet ongebruikelijk dat de kerkelijke ceremonie pas volgde na familieregelingen en de lichamelijke voltrekking ervan. Dat veranderde met het Concilie van Trente, dat bepaalde dat een geldig huwelijk gesloten moest worden voor het oog van tenminste een priester en twee andere getuigen (Eijk 2022:268).

    Het stond voor de kerk al heel vroeg vast dat geslachtsgemeenschap als zodanig niet bepaalt of er sprake is van een huwelijk, maar de afspraak tussen beide partijen (personen of families). Die lijn is eenduidig van Paus Nicolaus I (c. 800-867) tot Thomas Aquino (Supplement of Summa Theologiae 46.2). Tot in de 20ste eeuw was het in protestantse kring gebruikelijk dat er schuldbelijdenis plaatsvond als er sprake was geweest van geslachtsgemeenschap voor het huwelijk. Dit was niet alleen verplicht voor een kerkelijke bevestiging van een 'gedwongen' huwelijk, maar ook een voorwaarde om belijdenis van geloof te mogen doen (cf. Rutgers 1922:287).

    Dat Malina dit duidelijke geluid van de traditie waarin de Schriften werden overgeleverd, negeerde, lag vermoedelijk aan de tijd waarin hij leefde. Malina schreef aan het begin van de jaren zeventig, toen traditie een negatief woord werd wat ware liefde in de weg stond en waardoor de mens zich vooral niet moest laten hinderen. Dat blijkt uit belangrijke culturele producties die de opvattingen van die tijd reflecteerden. Zolang er sprake was van een gevoel van 'ware liefde' (High Society 1956) waren menselijke regels niet belangrijk meer. Joseph Steins Broadway musical Fiddler on the Roof (1964) heeft als thema dat godsdienstige ouders vrede moeten maken met het feit dat hun kinderen zich niets meer gelegen laten liggen aan traditie. Het werd een van de langst-draaiende shows en de filmversie door Norman Jewison in 1971 was de meest succesvolle bioscoopfilm van dat jaar. Dat Malina ook persoonlijk onder invloed stond van dit tijdsgewricht blijkt uit zijn interreligieuze benadering en het feit dat zijn artikel samenviel met zijn neerleggen van het priesterambt en huwelijk met Diane Jacobs. Een en ander hing samen met de manier waarop hij de Bijbel las. Zijn exegese van het Nieuwe Testament was reeds in de jaren zestig meer sociologisch dan tekst-georiënteerd. Dit leidde tot spanning met de kerkelijke leiding en zijn vertrek uit de Filippijnen (Omaha World Herald, 19 August 2017). De opvattingen van Malina over Bijbelwetenschap over seksualiteit moeten gelezen worden in de context van zijn tijd.

     

    Conclusie

    Een filologische verkenning van Bijbelse gegevens over vrijwillige seksuele omgang zonder huwelijk laat zien dat dit exegetisch door de bronteksten geduid wordt als een 'multidimensionale zonde'. Reeds in de Thora blijkt dat seksualiteit buiten het huwelijk gerelateerd is aan πορνεία [hoererij of ontucht], maar ook verweven is met het Vijfde Gebod (ouders eren), het Zevende Gebod (niet echtbreken) in samenhang met religieuze ontrouw en het Tiende Gebod (bezitsmisdaad). Deze multidimensionale duiding van de zonde in zowel horizontale als verticale relaties, laat zien dat een benadering die geslachtsgemeenschap goedkeurt als aan bepaalde aspecten (zoals geen betaling, of de ouders vinden het niet erg) wordt voldaan, geen recht doet aan de semantische benadering van dit thema in context. Er is nader onderzoek nodig om te bepalen in hoeverre het mogelijk is om in de praktijk aan de voorwaarden die de school van Malina stelt te voldoen. De eis dat er geen materiële compensatie mag zijn, lijkt immers op gespannen voet te staan met de huidige 'hookup' en 'dating' cultuur, die commerciële aspecten bevat waardoor seksuele omgang in veel gevallen kan worden geduid als tegenprestatie.

    De eenduidige Rabbijnse en Apostolische afwijzing van seksuele intimiteit zonder huwelijk laat zien dat een tekstgeoriënteerde benadering van de Bijbel geen ruimte laat voor vrijwillige geslachtsgemeenschap zonder huwelijk.

     

    Dankbetuigingen

    Tegenstrijdige belangen

    De auteur verklaart dat hij niet ongepast beïnvloed is door financiële of persoonlijke relaties bij het schrijven van dit artikel.

    Bijdragen van de auteurs

    B.A. Zuiddam iz de enige auteur van dit onderzoeksartikel.

    Ethische overwegingen

    Dit artikel volgde alle ethische normen voor onderzoek zonder direct contact met menselijke of dierlijke proefpersonen.

    Financiering

    Dit onderzoek ontving geen specifieke subsidie van enige financiering agentschap in de publieke, commerciële of non-profitsector.

    Beschikbaarheid van gegevens

    Het delen van gegevens is niet van toepassing op dit artikel omdat er geen nieuwe gegevens door deze studie zijn geproduceerd of geanalyseerd.

    Disclaimer

    De standpunten en meningen in dit artikel zijn die van de auteur en weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs het officiële beleid of de mening van de instelling waaraan de auteur verbonden is.

     

    References

    Ademiluka, S.O., 2023, '"[A]nd when I came to her I found she was not a virgin": A contextual re-reading of Deuteronomy 22:13-21 among Nigerian Christians', Verbum et Ecclesia 44(1), a2455. https://doi.org/10.4102/ve.v44i1.2455        [ Links ]

    Bar, S., 2021, 'Death by Stoning in the Hebrew Bible and in Post-Biblical Traditions', Old Testament Essays (OTS SA) 34(3), 789-805. https://doi.org/10.17159/2312-3621/2021/v34n3a8        [ Links ]

    Christensen, D.L., 2002, Deuteronomy 21:10-34:12, Word Biblical Commentary, Thomas Nelson, Nashville, TN.         [ Links ]

    Clemens, L., 1986, Die Ehre einer Frau in Israel: Exegetische und rechtsvergleichende Studien zu Deuteronomium 22, 13-21, Universitätsverlag / Vandenhoeck Ruprecht, Göttingen.         [ Links ]

    De Blois, L. & Van der Spek, R.J., 2019, An introduction to the ancient world, Routledge, Oxon.         [ Links ]

    Eijk, W.J., 2022, 'De Band van de liefde', Katholieke huwelijksmoraal en seksuele ethiek, Kok Boekencentrum, Utrecht.         [ Links ]

    Epstein, L.M., 1967, Sex laws and customs in Judaism, Ktav Publishing House, New York, NY.         [ Links ]

    Garcia, J., Reiber, C., Massey, S.G. & Merriwether, A.M., 2012, 'Sexual hookup culture: A review', Review of General Psychology 16(2), 161-176. https://doi.org/10.1037/a0027911        [ Links ]

    Glancy, J.A., 2015, 'The sexual use of slaves: A response to Kyle Harper on Jewish and Christian Porneia', Journal of Biblical Literature 134(1), 215-229. https://doi.org/10.1353/jbl.2015.0003        [ Links ]

    Harper, K., 2012, 'Porneia: The making of a Christian sexual norm', Journal of Biblical Literature 131(2), 363-383. https://doi.org/10.2307/23488230        [ Links ]

    Higger, M., 1949, 'Review of Sex Laws and Customs in Judaism, by L. M. Epstein', The Jewish Quarterly Review 39(4), 425-428. https://doi.org/10.2307/1453267        [ Links ]

    Horne, T., 1974, Sex in the Bible, Tuttle, Rutland.         [ Links ]

    Jensen, J., 1978, 'Does porneia mean fornication? A critique of Bruce Malina', Novum Testamentum 20(3), 161-184. https://doi.org/10.2307/1560427        [ Links ]

    Labuschagne, C.J., 1990, Deuteronomium deel II, Callenbach, Nijkerk.         [ Links ]

    Lamprecht, J.C., 2019, 'The crown of virginity, paradise regained: A study of Jerome's ascetic Exegesis in a selection of his works', HTS Theological Studies 75(1), 1-16. https://doi.org/10.4102/hts.v75i1.5319        [ Links ]

    Locher, C., 1986, Die Ehre einer Frau in Israel: Exegetische und rechtsvergleichende Studien zu Deuteronomium 22, 13-21, Freiburg, Switzerland/Göttingen, Germany: Universitätsverlag/Vandenhoeck Ruprecht.         [ Links ]

    Malina, B., 1972, 'Does porneia mean fornication?', Novum Testamentum 14(1), 10-17. https://doi.org/10.2307/1560033        [ Links ]

    Malul, M., 2009, 'What is the nature of the crime of the delinquent daughter in Deuteronomy 22:13-21? A rejoinder to J. Fleishman's suggestion', Vetus Testamentum 59(3), 446-459. https://doi.org/10.1163/156853309X435440        [ Links ]

    Möller, F.P., 2013, 'Cohabitation and Christian faith', In die Skriflig/In Luce Verbi 47(1), a79. https://doi.org/10.4102/ids.v47i1.79        [ Links ]

    Omaha World Herald, 2017, 'Malina, Dr. Bruce J.', Omaha World Herald, 19 August, viewed 13 July 2023, from https://omaha.com/obituaries/malina-dr-bruce-j/.         [ Links ]

    Oyen, H.V., 1967, Ethik des Alten testaments, Gert Mohn, Güterloh.         [ Links ]

    Otto, E., 1999, Das Deuteronomium: Politische Theologie Und Rechtsreform in Juda Und Assyrien, Beihefte Zur Zeitschrift Für Die Alttestamentliche Wissenschaft, vol. 284, De Gruyter, Berlin.         [ Links ]

    Ottuh, J.A., 2019, 'Reading Deuteronomy 22:22 In John 8:1-11: A contextual reading from an African-Urhobo Perspective', Scriptura 118(1), 1-19. https://doi.org/10.7833/118-1-1522        [ Links ]

    Queen Sutherland, K., 2016, 'Deuteronomy and adultery: A commandment to live free', Review and Expositor I 13(4), 501-512. https://doi.org/10.1177/0034637316671732        [ Links ]

    Rahlfs, A. & Hanhart, R., 2006, LXX (herausgegebenen Druckausgabe), Deutsche Bibelgesellschaft, Stuttgart.         [ Links ]

    Rutgers, F.L., 1922, Kerkelijke Adviezen II, Kok, Kampen.         [ Links ]

    Thielike, H., 1964, The ethics of sex, Harper & Row, New York, NY.         [ Links ]

    Večko, T.S., 2021, 'The Biblical law about woman: Assistance, obstacle, or dependent on interpretation?', Edinost in dialog/ Unity and Dialogue 76(1), 175-200. https://doi.org/10.34291/Edinost/76/Vecko        [ Links ]

    Wells, B., 2005, 'Sex, lies, and virginal rape: The slandered bride and false accusation in Deuteronomy', Journal of Biblical Literature 124(1), 41-72. https://doi.org/10.2307/30040990        [ Links ]

    Yitzchaki, S., 1929-1934, Rashi on Deuteronomy, M. Rosenbaum and A.M. Silbermann, London, viewed 15 June 2023, from https://www.sefaria.org/Rashi_on_Deuteronomy?tab=contents.         [ Links ]

     

     

    Correspondence:
    Benno Zuiddam
    b.zuiddam@vu.nl

    Received: 23 Nov. 2023
    Accepted: 14 Feb. 2024
    Published: 15 July 2024

     

     

    1 . Exodus 22:16 לֹ֑ו לתְתִָּהּ֣ אָבִ֖יהָ ימְאֵָן֛ אִם־מאֵָן֧. (BHS) De Septuagint vertaalt de uitdrukking even sterk: ἐὰν δὲ ἀνανεύων ἀνανεύσῃ καὶ μὴ βούληται πατὴρ αὐτῆς δοῦναι αὐτὴν αὐτῷ γυναῖκα (Rahlfs & Hanhart 2006).
    2 . Leviticus 19:29
    זנְוּ אַרְעָא וְתִיתְמְלֵי אַרְעָא עַמְמֵי בָּתַר בִּזנְוּ יטְַעֲוַון דְלָא לְפִירְקֵיהוֹן סְמוּךְ לְגוּבְרִין בְּנתֵָיכוֹן לְמִסְבָא תִשְׁהוּן וְלָא לִזנְוּ יתְַהוֹן לְמִסְבָא בְּנתֵָיכוֹן יתַ תִפְסוּן לָא (BHS) 'You shall not profane your daughters to give them up to fornication: neither delay to give your daughters unto a husband in their proper ages, lest they go astray by fornication after the people of the land, and the land be filled with whoredom'. (Estheridge edition, viewed 13 June 2023, from https://www.sefaria.org/Targum_Jonathan_on_Leviticus.19.28-29).
    3 . Deuteronomy 22:21
    καὶ ἐξάξουσιν τὴν νεᾶνιν ἐπὶ τὰς θύρας οἴκου πατρὸς αὐτῆς, καὶ λιθοβολήσουσιν αὐτὴν οἱ ἄνδρες τῆς πόλεως αὐτῆς ἐν λίθοις, καὶ ἀποθανεῖται, ὅτι ἐποίησεν ἀφροσύνην ἐν υἱοῖς Ισραηλ ἐκπορνεῦσαι τὸν οἶκον τοῦ πατρὸς αὐτῆς· καὶ ἐξαρεῖς τὸν πονηρὸν ἐξ ὑμῶν αὐτῶν. (LXX).
    4 . Sirach 42:10
    ἐν παρθενίᾳ, μήποτε βεβηλωθῇ καὶ ἐν τοῖς πατρικοῖς αὐτῆς ἔγκυος γένηται· μετὰ ἀνδρὸς οὖσα, μήποτε παραβῇ, καὶ συνῳκηκυῖα, μήποτε στειρωθῇ. (LXX).
    5 . Joh. 8:11
    πορεύου, [καὶ] ἀπὸ τοῦ νῦν μηκέτι ἁμάρτανε. (NA28).
    6 . Galatians 5:19
    φανερὰ δέ ἐστιν τὰ ἔργα τῆς σαρκός, ἅτινά ἐστιν πορνεία, ἀκαθαρσία, ἀσέλγεια, 20 εἰδωλολατρία, φαρμακεία, ἔχθραι, ἔρις, ζῆλος, θυμοί, ἐριθεῖαι, διχοστασίαι, αἱρέσεις, 21φθόνοι, μέθαι, κῶμοι καὶ τὰ ὅμοια τούτοις, προλέγω ὑμῖν, καθὼς προεῖπον ὅτι οἱ τὰ τοιαῦτα πράσσοντες βασιλείαν θεοῦ οὐ κληρονομήσουσιν. (NA28).
    7 . Job 1:1
    עַל־בְּתוּלָֽה׃ אֶ֝תְבֹּונֵ֗ן וּמָ֥ה לְעֵינָ֑י כָּרַ֣תִּי בְּ֭רִית. De Septuagint vertaalt specifiek met het Griekse woord voor maagd: διαθήκην ἐθέμην τοῖς ὀφθαλμοῖς μου καὶ οὐ συνήσω ἐπὶ παρθένον. (LXX).
    8 . De Septuagint vertaalt hier met het Griekse woord voor vrouw. Job 1:9
    εἰ ἐξηκολούθησεν καρδία μου γυναικὶ ἀνδρὸς ἑτέρου, εἰ καὶ ἐγκάθετος ἐγενόμην ἐπὶ θύραις αὐτῆς, (LXX).
    9 . 1 Kor.6:8
    Φεύγετε τὴν πορνείαν. Πᾶν ἁμάρτημα ἐὰν ποιήσῃ ἄνθρωπος ἐκτὸς τοῦ σώματός ἐστιν· δὲ πορνεύων εἰς τὸ ἴδιον σῶμα ἁμαρτάνει. 19 οὐκ οἴδατε ὅτι τὸ σῶμα ὑμῶν ναὸς τοῦ ἐν ὑμῖν ἁγίου πνεύματός ἐστιν οὗ ἔχετε ἀπὸ θεοῦ, καὶ οὐκ ἐστὲ ἑαυτῶν; 20 ἠγοράσθητε γὰρ τιμῆς· δοξάσατε δὴ τὸν θεὸν ἐν τῷ σώματι ὑμῶν. (NA28).