SciELO - Scientific Electronic Library Online

 
vol.59 issue3Using hemispheric integration and film (Fiela se kind) as teaching strategy to improve readingDrama chronicle 2008-9 author indexsubject indexarticles search
Home Pagealphabetic serial listing  

Services on Demand

Journal

Article

Indicators

    Related links

    • On index processCited by Google
    • On index processSimilars in Google

    Share


    Tydskrif vir Geesteswetenskappe

    On-line version ISSN 2224-7912Print version ISSN 0041-4751

    Tydskr. geesteswet. vol.59 n.3 Pretoria Sep. 2019

    https://doi.org/10.17159/2224-7912/2019/v59n3a5 

    RESEARCH AND REVIEW ARTICLES

     

    De geloof en theocratie bij C.W.H. van der Post in Piet Uijs of Lijden en Strijd der Voortrekkers in Natal

     

    C.W.H. van der Post's faith and theocracy as exemplified in Piet Uijs or the suffering and struggle of the Voortrekkers in Natal

     

     

    Benno A. Zuiddam

    Fakulteit Teologie, Noordwes-Universiteit, Potchefstroom. E-pos: Benno.Zuiddam@nwu.ac.za

     

     


    OPSOMMING

    Christiaan Willem Hendrik van der Post (1856-1914) was 'n veelsydige skrywer wie se werk teruggaan op ooggetuieverslae uit die voortrekkertyd. Sy boek Piet Uijs of Lijden en Strijd der Voortrekkers in Natal stel dat geloof en regverdigheid deugde is wat nagestreef moet word, selfs al eindig dit in mislukking. Van der Post se werk vertoon 'n teokratiese grondhouding. Dit is die mens se geloofsgehoorsaamheid en edele voorbeeld in moeilike omstandighede wat tel. In intermenslike verhoudings is dit geloofsverbondenheid wat belangrik is; ras speel geen rol in Van der Post se boek nie. Anders as sy Britse tydgenote koester hy geloofsverwagting vir die swart heidense stamme van Suidelike Afrika.

    Trefwoorden: Ras, geloof, God, Piet Uijs, Hendrik Potgieter, C.W.H. van der Post, Voortrekkers, Grote Trek, Natal, Oranje Vrijstaat, Boerenoorlog, Fauresmith, Philippolis


    ABSTRACT

    Christiaan Willem Hendrik van der Post (1856-1914) was a remarkable writer whose work on the life of Dutch protestant settlers constitutes an important contribution to the understanding of faith and race among the Boers in 19th century South Africa. Unlike the prevailing values of the Victorian age in England, Van der Post's book on the Voortrekker epoch, Piet Uijs or the suffering and struggle of the Voortrekkers in Natal does not in any way endorse or promote a racist outlook on colonial settlement in Africa, but instead tells a story of faith, humility, courage and the rule of law.
    Van der Post was a man of many talents. He contributed to the Republic of the Orange Free State as a teacher, farmer and historian. In the period before the Anglo-Boer War he established one of the largest law firms in the Free State. He always remained a Dutchman, with a calling in Africa. For many years he was the Dutch consul in the Orange Free State, based in Fauresmith, as well as a member of the "Volksraad" (Parliament) of the Orange Free State for this district and a collaborator of president Steyn. He also served as the "Volksraad's" chairman for a year. During the Boer war he became commandant of the Boer forces in the south and east of the capital Bloemfontein. Even after nearly all his men had surrendered, he continued to fight, reassembled a commando and was eventually captured in the Transvaal. Van der Post was a man of principle. After the war he only returned to the Free State when he could do so without pledging his allegiance to the British Crown.
    This article argues, departing from his book Piet Uijs, that Van der Post's faith was decisive for his outlook on life. In Voortrekker leader Piet Uijs he recognised similar principles: a reformed conviction that viewed life from a theocratic perspective. God was the sovereign creator to whom all men owed obedience. His Laws were right and following His guidance was commendable, even if obedience did not result in material gain or social success. His chronicle on Piet Uijs shows that faith, humility and righteousness have an intrinsic value that continue to inspire other people and subsequent generations.
    A true Christian leader is capable of independent judgement on the basis of the principles of God's Word. As far as these were concerned, faith was the substance of things hoped for, the evidence of things that could not be seen as yet (Hebrew 11:1). Like the heroes of faith in Paul's Epistle to the Hebrews, it may be said about the main characters of Van der Post's story that "These all died in faith, not having received the promises, but having seen them afar off, and were persuaded of them, and embraced them, and confessed that they were strangers and pilgrims on the earth" (Hebrew 11:13, KJV).
    Van der Post's interpretation of this episode of the Great Trek is a far cry from the nationalistic mythmaking of later generations (e.g. Gustav Preller). Racism does not play a role in this book, and unlike his English Victorian contemporaries, Van der Post cherishes optimistic expectations of faith and ultimate civilisation for the pagan tribes of Africa. His chronicle of Piet Uijs's enterprise ends in a complete failure for the latter, yet it was nonetheless inspirational as a compass of faith, brotherly love and an unselfish commitment to the rule of law.

    Keywords: Race, faith, God, Piet Uijs, Hendrik Potgieter, C.W.H. van der Post, Voortrekkers, Great Trek, Natal, Orange Free State, Boer War, Fauresmith, Philippolis


     

     

    1. C.W.H. VAN DER POST ALS VEELZIJDIG SCHRIJVER

    Christiaan Willem Hendrik van der Post (1856-1914) was een markant man, die als onderwijzer, veeboer, geschiedschrijver, rechtsgeleerde, Nederlandse consul, lid en voorzitter van het parlement (de volksraad) van de Oranje Vrijstaat (waarbij hij het district Fauresmith vertegenwoordigde) en commandant tijdens de Boerenoorlog op unieke wijze het godsdienstig en politiek leven van de Afrikaner uit die tijd reflecteert. Hij vestigde een van de grootste rechtspraktijken in de Republiek van de Oranje Vrijstaat.1 Vanuit het boek Piet Uijs... verdedigt dit artikel de stelling dat Van der Post geïnspireerd werd door zijn gereformeerde theocratische overtuiging waarbij geloof, nederigheid en recht inherent-nastrevenswaardige deugden zijn. Met name wanneer ze geen zichtbare voordelen opleveren, kunnen ze anderen inspireren tot een beter leven.

     

     

    1.1 Voortrekkers

    Van der Post stond zelf relatief dicht op de tijd van de voortrekkers, waarvan hij velen nog persoonlijk had gekend en geïnterviewd. Als literator werd hij bekend door zijn boek Piet Uijs of Lijden en Strijd der Voortrekkers in Natal, dat in 1897 voor het eerst uitkwam bij Höveker & Wormser in Amsterdam. Zelf zei hij bij het verschijnen ervan:

    Veel is er door mij neergeschreven, zoals door mij vernomen van de lippen van personen, die in die bloedige dagen van de Grote Trek in Natal geleden en gestreden hebben. Zelfs heb ik niet nagelaten inlichtingen in te winnen bij sommige Zulu's, die maar al te goede reden hebben om de dagen van Dingaan nimmer te vergeten. (1918:x,xi)2

    Van der Post liet zich inspireren door deze moeilijke pionierstijd.

    1.2 Geloofshouding

    Ook zelf kampte hij met menige tegenslag tijdens het schrijven van het boek. Vlak voor de voltooiing ervan stierf zijn broer. Aan zijn uitgever in Nederland schrijft Van der Post:

     

     

    Zeer Waarde Heer + Vriend!

    Ontvang mijn oprechten dank voor Uw deelnemend en troostend schrijven van 31 bet.

    U wil ik het wel bekennen de dood van mijn broeder drukt mij zwaar. Hij was nog de eenige bloed verwant die mij bond aan de kinderjaren. Te zamen opgegroeid, te zamen geworsteld om vooruit te komen in de wereld, hebben wij veel lief en leed gedeeld, en thans op Vijf en Dertig jarigen leeftijd naar beter sfeer weggeroepen laat hij mij den laatsten van een huisgezin. Wat mij bijzonder treffend was, was dat wij hem op den zelfden dag waarop hij gehoopt had als advocaat te zullen worden geadmitteerd, aan den schoot der aarde toevertrouwden.

    Onze Hemelschen Vader weet wat voor ons het beste is.

    Ontvang de hartelijke groeten van mij en mijne vrouw en geloof mij

    Geheel de Uwe

    C.W.H. van der Post

    (Wormser Archief, Van der Post aan J.A. Wormser, Fauresmith 3 Feb. 1897)

    Deze geloofshouding zou Van der Post ook kenmerken tijdens de Boerenoorlog, die twee jaar na het verschijnen van zijn boek uitbrak. Het staan voor een rechtvaardige zaak en daarbij vertrouwen op God was voor hem belangrijker dan succes hebben en winnen. Toen na de val van Bloemfontein in maart 1900 bijna al zijn ondergeschikten zich overgaven, deed hij dat niet, maar vluchtte met een aangetrouwd familielid de bergen in van het Fauresmith-district waar hij een nieuw commando opbouwde (Le Roux 1979:4). Daarbij maakte hij persoonlijk waar wat hij enkele jaren daarvoor geschreven had tot de jeugd van Zuid-Afrika:

    Op politiek gebied wens ik mij niet te begeven, maar toch kan ik de verzoeking niet weerstaan, de Jongelingschap van Zuid-Afrika toe te roepen: Ge hebt recht, trots te zijn op uw voorgeslacht. Ge behoeft u voor uw geschiedenis niet te schamen. In u ligt de kern van een groot en edel volk. Ge bezit al de bestanddelen, waaruit een natie kan worden geboren. Bouw voort op de fondamenten door een waardig voorgeslacht gelegd, en maak u dat voorgeslacht waardig. Moge het voorbeeld van Piet Uijs, de nederige, eerlike en moedige Christen en krijgsman; van Dirk Uijs, de vaderlievende knaap, die het sterven aan de zijde zijns vaders boven het leven verkoos, en wiens heldemoed verdient voor eeuwig in de herinnering van Zuid-Afrika's zonen te blijven voortleven; van zo menig edel hart in mijn werkje genoemd, u zovele spoorslagen zijn, om te streven naar alles dat goed, schoon en edel is. En vooral: Laat u niet her- en derwaarts leiden, maar streef naar zelfstandig denken, overwegen en handelen. (Junius 1882:6-7)

    1.3 Emigrantenzoon

    Christiaan Willem Hendrik van der Post werd geboren op 26 maart 1856 te Leiden, en woonde daar aan de Breedestraat, die deel was van de Leidse binnenstad. Als driejarige kwam hij op 13 maart 1859 in Kaapstad aan met zijn ouders. Latere verhalen dat de familie eigenlijk Van der Does heette, van adel was en bij aankomst in Zuid-Afrika zijn naam veranderde (Jones 2002:89), kloppen niet. Volgens het Leids gemeentearchief was zijn vader een koopman die ook in de geboorteacte van CWH uit 1856 reeds Van der Post heette.3

    Zuidelijk Afrika stond in de 19de eeuw in de belangstelling bij voornemende Nederlandse emigranten. Daarbij was het een voordeel dat men in de republieken met zijn moedertaal terecht kon. Een Nederlandse gids voor emigranten uit die tijd stelt:

    Dat er geen stad of dorp is, waar men, al is het geen oude bekende, toch zeker een landgenoot zal vinden, doet weinig ter zake, want zeven achtsten der boerenbevolking zalden zich fatsoenlijk gedragen den Hollander even vriendelijk ontvangen als had men hem jaren gekend, en hem, in hoe verbasterde taal dan ook, op zeer verstaanbare wijze al de inlichtingen geven, welke de nieuweling noodig heeft. (Junius 1882:6-7)

     

    2. DE DEUGDEN VAN PIET UIJS

    Het boek over Piet Uijs is geen neutraal verhaal en weerspiegelt in de eerste plaats de persoonlijke waarden van Christiaan van der Post. Veel van de interpretatie van Van der Post berust echter op zijn bronnen en wordt ook elders door tijdgenoten bevestigd: "Piet Lavras Uys was one of the finest types of men that ever walked the good earth of South Africa. He was fair and shaggy-bearded. Though quick-tempered, he was always fair and honourable in his treatment of others. A man of good education and brave as a lion, he was deeply respected by all who knew him" (Uys 1976:vn.15).

    2.1 Zelfstandig maar niet eigenzinnig

    Diverse eigen deugden zag de schrijver weerspiegeld in het leven van Uijs. Vooral uit zijn loopbaan in de Volksraad is duidelijk dat Van der Post een zelfstandig denker was, maar geen eigenzinnig leider. Dat laatste kon hij niet verdragen. In zijn boek over Piet Uijs stelt hij eigenzinnigheid in leiders zichtbaar aan de kaak als hij de "dwarstrekker" Hendrik Potgieter beschrijft (1918:83-85). Na de moord op Piet Retief moest er een nieuwe leider gekozen worden. Lekenprediker Cilliers riep daarbij op tot liefde als voorwaarde voor Gods zegen en waarschuwde dat een huis dat tegen zichzelf verdeeld is niet kan bestaan. Potgieter was echter slechts geïnteresseerd in Bijbelse beginsels voor zover ze hem pasten:

    "Wel," hernam Potgieter, door de aanmerking van Landman tans geheel in woede ontstoken, "of Landman erkent of ontkent, is me volmaakt onverschillig. Ik weet wat ik ben, en wat ik me voorgenomen heb te blijven. Ik ben voorgegaan, en heb niemand gevolgd, en ben vast besloten nimmer iemand te volgen. Gert Maritz mag wezen wat hij wil, maar na mij is hij in het land gekomen. Eer ik hem of iemand anders volg, zal ik Natal verlaten, en ge zult zelf kunnen zien, hoevelen met mij gaan." (1918:82-83)

    2.2 Gods gebod als maatstaf

    Anders dan Potgieter, was Piet Uijs voor Van der Post juist een voorbeeld: als christen en vervolgens ook als soldaat; in die volgorde. De mens moest zich niet aanmatigen dat hij zichzelf en anderen tot wet kon zijn. Ten diepste was het leven genormeerd aan Gods wil en geboden. Daarbij waren nederigheid en het eerlijk volgen van wat rechtvaardig was - en zonodig eigen fouten erkennen - hoofddeugden. Recht en waarheid waren objectief buiten de mens te vinden. Dat waren voor Van der Post niet slechts vrome woorden. Zelf was hij een toonbeeld van edelmoedigheid en standvastigheid.

     

     

    Opvallend genoeg, zijn voor Uijs de medevoortrekkers niet in de eerste plaats trekgenoten of medelanders. Weliswaar waren velen stamverwanten van de Nederlandse loot, maar voor Uijs waren de voortrekkers in de eerste plaats medechristenen (Templin 1968:281-297). Ten diepste was het hun christenschap wat hen verbond. Daarom sprak hij, in tegenstelling tot Potgieter, de andere voortrekkers aan als "broeders" (1918:84-85).

    Een dergelijke standvastigheid kende de schrijver van het verhaal ook. Niet zelf was hij de maat der dingen. Dat was voor hem een zaak van eerlijkheid en integriteit. Nadat Van der Post uiteindelijk gevangen genomen was bij Barberton, op 13 september 1900 (Le Roux 1979:5), verbleef hij meer dan vijf jaar "op parool" in de Kaapkolonie. Toen hij in 1906 terugkeerde naar de Vrijstaat, was dat zonder de eed van trouw aan Groot-Brittannië af te leggen.

    2.3 Nederlands als taal van de vaderen

    Voor Christiaan van der Post waren de Nederlandse kolonisten aan de zuidpunt van Afrika dragers van de boodschap van het christelijk geloof. Zelf bleef hij zich altijd Nederlander voelen. Dat blijkt uit zijn persoonlijke correspondentie bij de troonsbestijging van koningin Wilhelmina:

    Ofschoon slechts een heel klein 'klompie' hebben de Hollanders in den Vrijstaat het inhuldigingsfeest van onze koningin met veel geestdrift gevierd. Van dit feest gesproken: Gij zult mij ten zeerste verplichten door my eenige bladen, liefst geillustreerde, te zenden waarin verslag van de feestelijkheden in Nederland wordt gedaan. Indien er gedenkpenningen by die gelegenheid zijn geslagen, zoude ik gaarne deze compleet willen hebben.

    (Wormser Archief, Van der Post aan J.A. Wormser, 3 Feb. 1897)

    Van der Post zou zich dan ook levenslang blijven beijveren voor het gebruik van Nederlands.

    Uiteraard waren ook de Bijbel en de godsdienstoefeningen in deze taal. Het Woord van God was bij diverse voortrekkers een schat die bijna al het andere te boven ging. De Statenbijbel verbond bovendien met Nederland als het gereformeerde stamland en werd gezien als "het geschenk der Dortse vaderen van geslacht tot geslacht" (1918:127). Mochten er dan geen enkele bevestigde predikant bereid zijn geweest om mee trekken met de kolonisten, de Bijbel en het Psalm- en Gezangboek waren er wel. Als de ossewagen van de familie van Andries Viljoen tijdens de tocht door een pas in een kloof naar beneden stort, is er grote vreugde als later de Bijbel en het Psalmboek heel worden terug gevonden (1918:128). Gelukkig was er niemand van de kinderen in de wagen geweest en was er slechts materiële schade.

    2.4 Geen racisme

    Voor Van der Post speelde ras als zodanig geen doorslaggevende rol, wat onder meer blijkt uit het feit dat het woord "ras" in het boek over Piet Uijs slechts eenmaal voorkomt: niet als onderdeel van het verhaal, maar in een voetnoot waar de Engelse gouverneur van Natal, Sir Hely-Hutchinson (1849-1913), het gebruikt als verwijzing naar de Hollandse bevolking bij de onthulling van een standbeeld in 1897. Dit was voor deze context typisch. "Not only did empire provide an important political motivation and ideological touchstone for the elaboration of racial difference as a fixed biological reality, but it was a key testing ground for racist theory and practice, some of which was then assimilated into popular and scientific discourses in Europe" (Deacon 2000:194).

    Deze houding werd onder Victorianen vergaand gerechtvaardigd met het Darwinisme, hetgeen John Haller reeds in 1971 aantoonde in zijn gezaghebbende boek, Outcasts from Evolution. Daarin liet hij zien dat de Engelsen de Afrikaanse neger als een minderwaardig ras zagen waarmee het nooit wat zou worden: "They vehemently dismissed the possibility for race improvement and, with a minimum expenditure of rhetoric, they offered a prophetic warning for the race's future" (Haller 1996:68).

    After the publication of Darwin's Origin of the Species and the revelation that man had descended from apes, it was a short leap for many white scientists to conclude that blacks ranked somewhere between apes and whites on the evolutionary scale. (Anon. 1996:25-26)

    Hoe ver deze houding ging, bleek ook in Zuid-Afrika. In 1899 stond er een sprekende advertentie in een Kaapstadse krant: "Savage South Africa in London: Wanted, horned animals, baboons, zebras, giraffes, koodos, springbucks, hartebeests, and young Afrikaner girls (good looking and to be slightly colored)" (Conlin 2018:1).

    Het boek van Van der Post ademt een geheel andere sfeer. Zijn houding is wars van het racisme en determinisme dat opgeld deed in contemporaine Engelse kring. Bij hem zijn alle volken schepselen van God en geroepen om Hem te dienen. Het probleem was slechts dat de zwarte volken nog vast zaten in het heidendom. Het woord "ras" nemen de helden van het boek Piet Uijs... nooit in de mond. In plaats daarvan zijn er talloze verwijzingen naar God en worden mede-voortrekkers aangesproken als "broeder" en "zuster," zoals gebruikelijk onder gereformeerde christenen. Dit had traditioneel een geloofsdimensie. Door het samenvallen van gedeeld geloof met een gezamenlijke Nederlandse afstamming kregen deze aanspreekvormen mettertijd ook een volksdimensie, wat blijkt uit afgeleide termen voor jongeren als "neef" en "nig," maar ras als zodanig staat bij Van der Post niet voorop. Anders dan in later jaren was voor hem Afrikanerschap ondergeschikt aan geloof, en niet omgekeerd. Het ging hem om de gezamenlijke verbondenheid aan de ware God, om geloofsovertuiging en de daarop gegronde beschaving.

    2.5 Geloof en Goddelijk recht

    Recht en bestrijding van onkunde en ongeloof gingen voor Van der Post onlosmakelijk samen. Hij zag het als Goddelijke voorzienigheid dat zijn stam- en taalgenoten gebruikt werden om het licht van het evangelie en christelijke beschaving te verspreiden in het donker continent van Afrika, waar barbaars heidendom en kannibalisme ook in de streken waar de voortrekkers reisden nog volop gepraktiseerd werden.

    Alleen al onder de Sothos wordt het aantal slachtoffers van kannibalisme in de 19de eeuw op vele honderdduizenden geschat. Volgens de Franse zendeling Arbousset waren er zelfs na 1883 nog bijna 8 000 kannibalen over, die leefden in het gebied van de Drakensbergen tot de Oranje Rivier (Tsiu 2018:37).

    Tijdens het leven van Van der Post waren deze zaken dus nog volop realiteit. Voor de voortrekkers die over de Drakensbergen naar Natal trokken des te meer. Tegen deze achtergrond is het begrijpelijk dat hij in Pieter Uijs... de voortrekkers en hun missie in Afrika schetst als deel van Gods bestuur om het donker continent te verlichten. Daarbij is het niet hun Nederlandse ras dat inspireert, maar voorbeelden van geloof in het voorgeslacht en Gods genade:

    In dit gedeelte van het Zuidelike punt van het Donkere Werelddeel wijkt het nachtelik donker met de dageraad terug voor het licht van de Dagvorstin. Jaren zullen nog verlopen, stromen bloeds vergoten, hete tranen geschreid, nameloos lijden en ontbering verduurd, edele blijken van moed, volharding en zelfopoffering worden geleverd, eer de nachtelike nevelen van Onkunde, Heidendom en Barbarisme verdreven zullen worden door de stralen van de Zon der Gerechtigdheid Gods, plaats zullen inruimen, bij het hoorngeschal van de dagheraat der beschaving, voor instellingen gegrondvest op rechtvaardigheid, gerechtigheid en recht. (1918:1-2)

    2.6 Geloofsband: "Een is uw Meester, namelijk Christus; en gij zijt allen broeders."

    Christiaan van der Post sprak bewust over "Hollands-Afrikaanse boeren" (1918:8), waarmee hij Nederlanders die zich in Afrika gevestigd hadden als boer bedoelde. De termen die hij gebruikt, moeten dan ook los gezien worden van het type nationalisme dat in de twintigste eeuw opkwam, waarbij Afrikanerschap in de eerste plaats in nationalistische termen gedefinieerd werd. Het ging Van der Post om geloofsgenoten met een gedeelde taal en cultuur. Daarbij pasten afstammelingen van Franse Hugenoten zoals Cilliers uitstekend (1918:80), want het ging er ten diepste om geloofsgenoot te zijn en om Gods zaak in Afrika te bevorderen. Bijna alle boeren die later samen met Uijs zouden omkomen bij de slag van Italeni dragen trouwens Franse achternamen als Labuschagne, Malan en Nel (1918:194). Daarbij is het belangrijk om te beseffen dat ook de held van het verhaal een Nederlandssprekende hugenoot van Franse oorsprong is: Petrus Lafras "Piet" Uijs.5

    Bij Van der Post waren de Nederlandse taal- en geloofsgenoten op een van Boven toebedeelde missie aan de Zuidpunt van Afrika. Of ze daarbij oorspronkelijk Frans of Duits waren geweest, maakte voor hem geen verschil. Daarbij trad ook een ander element dat ontleend was aan het Evangelie naar voren, dat ook tijdens de Boerenoorlog kenmerkend zou zijn voor veel Boer soldaten: "Een is uw Meester, namelijk Christus; en gij zijt allen broeders" (Mattheüs 23:8). Natuurlijk waren er leiders, maar onder christenen mochten leiders zich niet boven anderen verheffen. Als Van der Post de held van zijn verhaal beschrijft, is dat direct duidelijk (1918:8-9). Leiderschap is iets van praktische noodzaak en een combinatie van Godgegeven talenten; niet iets op grond waarvan je mag gaan doen alsof je belangrijker bent dan anderen.

    Een echte leider is iemand die godvruchtig is en wiens leiderschapskwaliteiten (h)erkend worden door anderen; niet iemand die manipuleert en zichzelf opwerkt tot een positie. Leiderschap is in de eerste plaats het nemen van verantwoordelijkheid. Het gaat om innerlijke geestelijke kwaliteit en bekwaamheid. Niet de kleren maken de man.

     

    3. GELOOFSBEPROEVING

    Een belangrijk thema in het boek over Piet Uijs is dat van geloofsbeproeving. Bij het kampen met tegenslagen is het de taak van een leider om anderen te bemoedigen in hun geloof en te bevestigen in de zin van Gods missie.

    Het is daarbij boeiend om te constateren dat "Piet Uijs" eigenlijk een historisch drama is. Uijs geeft alles op om geloofs- en taalgenoten te leiden naar Noordelijke streken, maar ondanks zijn geloof mislukt alles. Uijs en zijn zoon, waarop zijn vrouw alle hoop voor de toekomst gevestigd had, worden wreed vermoord door Zoeloe-krijgers.

    Voor Van der Post is het belangrijk om te laten zien dat geloof en recht deugden zijn die op zichzelf de moeite waard zijn om na te streven, ookal hebben ze geen beloning of aards succes tot gevolg. Aan het eind van het boek zijn alle kolonisten weggevlucht en rest er nog slechts de herinnering aan het geloof en de christelijke standvastigheid en zelfopoffering van Piet Uijs.

    3.1 Geloofsvertrouwen bij tegenslag

    Eerbaarheid en geloof schijnen voor Van der Post het mooist in iemands karakter bij duistere omstandigheden waar alle uitzicht verdwenen is. Dat blijkt al vroeg in het boek, als het tragische bericht het lager van Uijs bereikt dat bijna de helft van een groep voortrekkers is afgeslacht door de Zoeloes.

    "Bijna de helft van onze broeders en zusters in Natal is door die Zulu Kaffer6 vermoord. O, mijn God! Van mijn vader z'n huis is niet één uitgekomen! Ik ben de enige van mijn vader z'n stam, die overblijft." En een krampachtig gesnik steeg op uit zijn brede zwoegende borst. De diepste stilte was onder de toehoorders gevallen. Zij schenen verstomd en verpletterd door het verschrikkelik bericht. Hun wangen verbleekten. Zelfs de Kommandant sidderde, en scheen als door de droevige tijding overmeesterd, doelloos voor zich te staren. Daar klonk de zachte stem ener vrouw. Sannie was haar man genaderd, toen hij zijn kort verhaal geëindigd had, en zijn hand vattende, en die op de borst drukkende tussen haar en hun kind, zei zij gevoelvol en troostend: "O Koos, mijn dierbare echtgenoot, blijf man en Christen, en laat je niet wegslepen door de smart. De Here regeert. Hij is een genadige God. Hij doet wat recht is in Zijn ogen." (1918:16)

    Ook bij tegenslag berust het gereformeerde geloof zich in de Godsregering van alle dingen.

    3.2 Bid en werk

    In het boek combineert Uijs zijn Godsvertrouwen met een praktische instelling. Bid en werk. Dat moet weerspiegeld worden in het optreden van een leider. Piet Uijs is bereid om praktisch de feiten onder ogen te zien, zelfs al zijn die onwelkom. Daarbij heeft hij oog voor de noodzaak van praktische maatregelen, maar tegelijkertijd voorziet hij in geestelijke leiding. Echte voortrekkers zijn bij Van der Post geen eigengereide dwarstrekkers, maar dienaren van een hogere zaak. Zij verootmoedigen zich onder Gods hand bij tegenslag, doen wat praktisch gedaan kan worden en bidden: "Gaat, mijn vrienden! En zolang als we beraadslagen, verootmoedige een iegelik zich voor de Here" (1918:18-19). Het gebed wordt echter niet gezien als iets waarmee volgelingen zich bezig mogen houden terwijl de leiders bepalen wat er echt gaat gebeuren. Dat blijkt bij de daaropvolgende krijgsraad. Iedereen gaat op de knieën en Uijs gaat allen voor in een uitgebreid gebed om leiding, kracht en uitredding (1918:21-22).

    3.3 Gods leiding bepalend voor gebruik van gaven

    Een belangrijk punt dat Van der Post maakt in zijn boek is dat de gaven van ieder mens gebruikt moeten in dienst aan God, op de plaats en volgens de regels die Hij stelt, waar de weg ook al mocht leiden. Daarbij heeft Van der Post ruime aandacht voor de geestelijke, culturele en intellectuele kwaliteiten van vrouwen. Als hij de vrouw van Uijs beschrijft, Alida Maria, zeg hij het volgende:

    Zij was de levensgezellin van Uijs, de fiere en toch zo zachte Alida Maria Uijs, een vrouw, die in andere omgeving, onder gunstiger omstandigheden, zou geschitterd hebben door haar geestesgaven, uitgeblonken door adel des gemoeds, evenals zij tans in de meer nederige, maar niet minder gewichtvolle kring, waarin de Voorzienigheid haar leidde, het voorbeeld gaf en uitblonk in al die hoedanigheden, die de vrouw als vrouw en moeder sieren, haar voor de man het edelst kleinood van de Schepping, de grootste gave Gods maken. (1918:37)

    Waar anderen het leven van deze vrouw als mislukt zien omdat ze genoeg talent had in geziene kringen carrière te maken, gaat het er Van der Post om dat de mens met zijn talenten de plaats inneemt die God bedoeld heeft; zelfs al is dat een schijnbaar eerloos leven met allerlei tegenslag in donker Afrika. Het is de voornaamste taak van een vrouw om haar man als leider aan te moedigen in geloof en vertrouwen op God; om gehoorzaam te handelen en niet de moed op te geven, maar te doen wat nodig is.

    "Ja, ik weet alles, lieve man! Maar hebben we niet onze Ebenhaëzer opgericht, toen we vol moed en vertrouwen op de Heer onze gedenksteen plantten, ter gelegenheid dat we, voor de eerste maal aan deze zijde van de Oranje Rivier, het dierbaar Evangelie hoorden verkondigen, en door Zijn heilig Sakrament gemeenschap hadden met onze Heer en Verlosser? Kome wat wil, lieve Pieter, ons hart blijft zeggen: 'Voor eeuwig met de Heer.' Slechts weinig tijds blijft je over. Kom, laat ons doen wat nodig is." (1918:38)

    3.4 Burger van de hemel

    Ook als Uijs met zijn manschappen op pad gaat om hulp te gaan bieden aan de geloofsgenoten in Natal, benadrukt Van der Post het geestelijk karakter van zijn leiderschap.

    Het avondmaal geëindigd, schaarden de manschappen zich staande, met ontblote hoofden, om de Kommandant, die een kort maar vurig gebed van dank voor de genoten zegeningen, van kinderlik vertrouwen voor de toekomst uitsprak, en daarna, door allen gevolgd, de schone avondzang, Gezang 180 aanhief: 'k Wil U, o God! mijn dank betalen... Statig ruisten de tonen van het lied, door de krachtige mannestemmen uit volle borst gestoten, door de lucht. Door gebergte en dal herhaald, steeg dat gebed, op de vleugelen des gezangs gedragen, als avondoffer opwaarts naar de troon van Jehovah, der vaderen God. (1918:46-47)

    Het "Ons sal lewe ons sal sterwe, ons vir jou Suid-Afrika" van Langenhoven zou door Van der Post waarschijnlijk niet meegezongen zijn. Zuid-Afrika was voor hem nog een landstreek, geen doel op zich. Het burgerschap van de ware "Hollands-Afrikaanse boer" lag in de hemel. Hier op aarde ging het erom dat men zijn van God gegeven plaats innam. Daarbij moest je, als dat van je gevraagd werd, belangeloos gevaren en verdrukking trotseren. Weerzien van geliefden op aarde, als men de gevechten overleefde, was prachtig; maar de eigenlijke bestemming was niet Zuidelijk Afrika, maar de hemel. Als Uijs aanvankelijk de gevaren overleeft en veilig terugkeert tot zijn vrouw, beschrijft Van der Post dit als volgt:

    Wij zijn gezond. God heeft ons voor elkander gespaard. Zalig uur van het weerzien. Voorsmaak van het ogenblik, wanneer de moede strijder de aardse wapenrusting aflegt, en op de vleugelen van de Seraph stijgende, de geliefden, van wie hij op aarde gescheiden werd, in reiner sfeer terugziet voor de troon van God. (1918:131)

    3.5 Heldendood bij Italeni

    Toch zou het niet lang meer duren of Uijs zou sneuvelen bij de Slag van Italeni. De enige doortocht voor een groep van ongeveer vijfhonderd gewapende boeren naar hun bestemming was een gevaarlijke kloof met aan weerszijden hoge bergen, de ideale plaats voor een hinderlaag. Toch gaat men voort, want het is de enige weg. Dan slaan de Zoeloes toe, zowel op de voor- als achterhoede, terwijl de gewapende krijgers ook van de zijkanten de berghellingen afstormen. Daarbij raakte de voorhoede die onder leiding van Uijs stond afzonderlijk omsingeld. Bij de daaropvolgende uitbraak wordt Uijs getroffen door een assegaai. Zijn laatste woorden tot twee makkers die hem willen helpen: "Ik dank je, broeders, maar met mij is het voorbij, ik moet toch sterven. Ge kunt nog ontkomen. Red je. Sla je door de vijand heen. Houd God voor ogen!" Dan stort hij van zijn paard, omringd door Zoeloes. Zijn zoon Dirk haast zich terug.

    "Ik sterf met mijn vader!" riep de knaap met geestdrift uit, toen zijn oog dat van zijn vader ontmoette; en vóór zijn metgezellen het konden verhinderen, had hij zijn paard omgewend en stormde hij alleen tegen de vijand in. Driemaal weerklonk de knal van zijn geweer; dat was het enige dat de krijgsmakkers van het uiteinde van hem en zijn vader later konden mededelen. Twee moedige harten hadden opgehouden te kloppen, en terwijl de barbaarse vijand zich vermaakte met het verminken hunner lichamen, stegen twee reine zielen, die van vader en zoon, opwaarts naar de troon van God; naar die eeuwige woningen, waar geen strijd of smart, geen lijden of leed immermeer zijn zullen. Hun as werd door de wind verstrooid. Geen erezuil, geen grafgesteente kenmerkt de plek, waar zij het leven lieten. Hun schoonste monument, onvatbaar voor de tand des tijds, is echter hun moedig mannelik leven en sterven, en zal in de geschiedenis van Zuid-Afrika's edelste zonen steeds een eerste plaats innemen. (1918:194)

    In zijn inleiding tot het boek gaf Van der Post reeds aan zich in grote mate gebaseerd te hebben op ooggetuige-verslagen. Daarbij gebruikte Van der Post zijn contacten in de Vrijstaatse Volksraad. Zijn vriend en collega Beukes deed navraag bij de oude voortrekker Marthinus Oosthuizen, wiens zwager Piet Rudolph deel was geweest van de groep commando's die bij de kloof van Italeni in de hinderlaag viel waarbij Uijs en zijn zoon stierven. In een brief aan Beukes (19 januarie 1897) schrijft Oosthuizen over de laatste ogenblikken van Uijs:

    Hij krijg de gooi in zijn regterheup, de groot aar af, hij bloede vreeslijk. Nadat hij gekwets was, val Jan Mijer zijn paart, en zijn geweer en hoet blijf daar. De Kaffers was te na. Uis het een groote Paart. Hij zeg aan Mijer, "Spring achter mij op." De Paart schopte Mijer op zijn borst; toen gaf Uis hem de stijgbeugel en hij sat achter Uis, en zij vang de Paart van Mijer. Toen is Uis nog een ent op zijn Paart gereden, toen wort hij vlouw en val van die Paart. Toen hebt die mannen hem weder op geholpen, toen val hij weder af, toen sijde hij: Laat mij maar staan, het is met mij gedaan. Toen sij hij: 'Houw God voor oogen, en veg voor julle land, en kijk naar mijn vrouw en kinderen.' (1918:203)

    De beschrijving van Oosthuizen geeft meer details dan het verhaal van Van der Post. Die spreekt slechts over een assegaai die Uijs in de lendenen raakt. Oosthuizen verstrekt de bijzonderheid dat Uijs getroffen werd in de rechterheup, waarbij de hoofdslagader doorgesneden werd. Dat verklaart ook het snelle bloedverlies.

    Het is echter opvallend wat er in de beschrijving van de dood van Uijs door Van der Post ontbreekt. De woorden "veg voor julle land, en kijk naar mijn vrouw en kinderen," heeft hij niet opgenomen in het verhaal. De reden daarvoor was dat hij bij de voltooiing van zijn manuscript de brief van Oosthuizen nog niet ontvangen had. Toch is het wel duidelijk dat de algemene overlevering waarop hij zich baseerde slechts "Hou God voor ogen!" als laatste woorden van Uijs weergaf. Volgens Van der Post was dat ook de hoofdboodschap van het leven van de commandant. Zijn interpretatie van deze episode uit de Grote Trek heeft nog niets van de latere nationalistische mythe zoals die in de dagen van Gustav Preller zou ontstaan (Petzol 2007:116-117). Bij Christiaan van der Post heeft deze geschiedenis in de eerste plaats een geloofsboodschap die moet blijven inspireren, ookal eindigde de trek van Uijs, naar de mens gezien, in een mislukking.

     

     

    4. THEOCRATIE EN MISLUKKING

    Ten diepste ging het Christiaan van der Post om theocratie. God regeert uiteindelijk alle dingen8 en het is de taak van ieder mens om gehoorzaam aan Hem rechtvaardig te leven, of dat nu eindigt in rampspoed of glorie. Het leven gaat om standvastig christenschap en het volgen van Gods bedoeling met het leven, of dat nu naar menselijke maatstaven succesvol was of niet. Het avontuur van de voortrekkers leek dat aanvankelijk niet te zijn. Van der Post spreekt bewust niet over de boeren-republieken die volgden. Zijn boek is een drama dat lijkt op het experiment van Koning Arthur en de ridders van de ronde tafel, een ideaal dat ten ondergaat aan de macht der zonde.

    4.1 Geloofsvoorbeeld bij Uijs

    Bij "Piet Uijs" triomfeert het heidendom. Het boek eindigt met de dood van de held en zijn zoon, gevolgd door het wegvluchten van de weinige overgebleven families naar een klein eiland in de baai van Tugela, waar ze 's nachts aan boord gaan van een Engels schip dat daar gelukkig op dat moment juist voor anker lag, terwijl hun nederzetting door Zoeloes verwoest en geplunderd wordt. Dat het juist de Engelsen zijn die redding bieden, van wiens regering de voortrekkers juist waren wegtrokken, maakt het falen van Uijs en de zijnen in menselijk ook wel extra ironisch.

    De missie van de voortrekkers lijkt volledig misgegaan en volgens de maatstaven van onze tijd hebben Uijs en de zijnen niets bereikt, maar alles verloren. Dat is echter niet de boodschap van het boek van Van der Post. Voor hem gaat het om het staan in geloof voor recht en gerechtigheid ook als dat moeilijk is en offers vraagt. Ook als men zichzelf in het proces moet wegcijferen. Dat de boodschap van zijn drama: de hoogste schat is een edel karakter dat inzet op geloofsgehoorzaamheid en recht en daarbij een voorbeeld is voor anderen.

    Het boek noemt dan ook niet dat de missie van de "Hollands Afrikaanse boeren" uiteindelijk wel slaagde en leidde tot de stichting van de Oranje Vrijstaat en de Zuid-Afrikaansche Republiek (Transvaal), landen van internationale faam, waarbij vooral de Vrijstaat van Steyn in Nederland respect afdwong als een modelrepubliek (b.v. Kröller-Muller9). Daar ging het Van der Post ook niet om. Hij wilde laten zien dat Piet Uijs een integer voorbeeld van geloof en leiderschap stelde, waardoor zijn leven de moeite waard was en inspirerend voor anderen. Ookal mislukte zijn missie en werd het boek geen roman, maar een historisch drama.

    4.2 Geloofsvoorbeeld bij Van der Post

    Dat gevoel van mislukking had Van der Post zelf tijdens het eind van zijn leven ook. Tijdens de boerenoorlog was zijn gezondheid aangetast, mede door de koude en natte winters tijdens zijn dagen van parool in Stellenbosch. De nieuwe Volksraad van de Oranje Rivier Kolonie (de voormalige Oranje Vrijstaat), waarin hij in 1907 als vertegenwoordiger van het district Philippolis verkozen was, verliet hij bij de Unie-wording van 1910. Van der Post had voorheen bewust nooit de eed van trouw aan Engeland gezworen en geloofde niet in het opkomend nationalisme en racisme van zijn landgenoten.

    He resigned from the Party, because he always disliked duplicity... Van der Post realised that there must be party government, but then he meant this in the broader, more liberal sense of the word. He could not bind himself to a government built on the pillars of racial enmity, ignorance, narrow-mindedness and self-interest. (Le Roux 1979:9)

    Opkomende blindheid (vanaf 1912 kon hij nauwelijks meer zien), de zakelijke schade als gevolg van de oorlog en de pijn van de Rebellie van 1914 braken hem verder op, waarbij hij een alcoholprobleem ontwikkelde. De laatste knak werd veroorzaakt door het bedrog van zijn zakenpartner Gertjie Sem die zonder medeweten van Van der Post namens de rechtsfirma onmogelijk grote schulden had gemaakt. Kort daarop stierf hij.

    Lammie van der Post, zijn tweede vrouw, getuigt echter:

    Sy christelike beginsels het hy getrou gebly. Hy het altyd gesê dat wanneer hy voor die Regter van die hemele en aarde sal moet verskyn, hy sal pleit en sê: 'Heer, U weet, ek het probeer skoon bly van ongeregtigheid'. (De Kok 2003:113)

     

    5. CONCLUSIE: PIET UIJS... ALS DRAMA

    Piet Uijs... is een drama. Geloof, nederigheid en rechtvaardigheid zijn navolgenswaardig in de moeilijkste omstandigheden. Een waar christelijk leider volgt de beginselen van Gods Woord, of hij daarmee succes bereikt of niet.

    In Piet Uijs... blijft het geloof grotendeels "een vaste grond der dingen, die men hoopt, en een bewijs der zaken, die men niet ziet" (Hebreeën 11:1, Statenvertaling). Net als de helden van het geloof in de brief van de Apostel Paulus werd ook het Godsvertrouwen van de voortrekkers niet altijd bekroond met aards succes. Van de hoofdkarakters uit Piet Uijs... en het leven van de schrijver Christiaan Willem Hendrik van der Post mag evenzeer gezegd worden:

    Deze allen zijn in het geloof gestorven, de beloften niet verkregen hebbende, maar hebben dezelve van verre gezien, en geloofd, en omhelsd, en hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren. (Hebreeën 11:13, Statenvertaling)

     

    BIBLIOGRAPHIE

    Anon. 1996. The Victorian View of Blacks as Savages. The Journal of Blacks in Higher Education, 11:25-26.         [ Links ]

    Conlin, Peter H. 2018. Victorian Racism: An Explication of Scientific Knowledge, its Social Character, and its Relation to Victorian Popular Culture. Inquiries Journal,10.1: http://www.inquiriesjournal.com/articles/1719/victorian-racism-an-explication-of-scientific-knowledge-its-social-character-and-its-relation-to-victorian-popular-culture.         [ Links ]

    Deacon, Harriet. 2000. Racism and Medical Science in South Africa's Cape Colony in the Mid- to Late Nineteenth Century. Osiris, 15 (Nature and Empire: Science and the Colonial Enterprise): 190-206.         [ Links ]

    De Kok, Helene. 2003. Lammie, moeder van Laurens van der Post. Windhoek: John Meinert.         [ Links ]

    Haller, John. 1996. Outcasts from Evolution: Scientific Attitudes of Racial Inferiority, 1859-1900. Urbana: Southern Illinois University Press.         [ Links ]

    Jones, J.D.F. 2002. Teller of many tales: the lives of Laurens van der Post. New York : Carroll & Graf Publishers.         [ Links ]

    Junius, J.H. 1882. De koloniën en staten van Zuid-Afrika. Gids voor hen, die zich naar die streken wenschen te begeven. Tiel: Campagne.         [ Links ]

    Le Roux, C.P.J. 1979. CWH van der Post.(Transgariep Museum Series) Bloemfontein: Transgariep Museum.         [ Links ]

    Petzold, Jochen. 2007. 'Translating' the Great Trek to the Twentieth Century: Re-Interpretations of the Afrikaner Myth in Three South African Novels. English in Africa, 34.1:115-131.         [ Links ]

    Templin, J. Alton. 1968. God and the Covenant in the South African Wilderness. Church History, 37.3:281-297.         [ Links ]

    Tsiu, William Moruti Basotho, 2018. Oral Poetry at the Beginning of the Twenty-first Century. Nigeria: Kwara State University Press.         [ Links ]

    Uys, Ian S. 1976. A Boer Family. Military History Journal 3.6 (The South African Military History Society): http://samilitaryhistory.org/vol036iu.html.         [ Links ]

    Van der Post, C.W.H. 1918. Piet Uijs of Lijden en Strijd der Voortrekkers in Natal. Kaapstad: Hollands-Afrikaanse Uitgeversmaatschappij.         [ Links ]

    Wormser Archief: C.W.H. van der Post. Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden). Amsterdam: Vrije Universiteit. Met speciale dank aan de heer Wim Berkelaar voor het ter beschikking stellen van kopieën van de correspondentie van Christiaan van der Post aan J.A. Wormser.         [ Links ]

     

     

     

    BENNO A. ZUIDDAM is 'n professor verbonde aan die navorsingseenheid van die Fakulteit Teologie van Noordwes-Universiteit (Potchefstroom Kampus). Hy is 'n teoloog en klassikus met doktorsgrade in Teologie (DTh Ekklesiologie) en Grieks (PhD), asook 'n afgestudeerde joernalis. Hy het sy opleiding ontvang by die universiteite van Kampen, Utrecht, Bloemfontein en Potchefstroom. Hy het voorheen in die Vrystaat gebly en is getroud met 'n nasaat van C.W.H. van der Post.
    BENNO A. ZUIDDAM is a research professor in the Faculty of Theology, North-West University (Potchefstroom campus). He is a theologian and classical scholar, holding doctorates in Theology (DTh Ecclesiology) and Greek (PhD), as well as a trained journalist. He received his education at the universities of Kampen, Utrecht, Bloemfontein and Potchefstroom. He used to live in the Free State and is married to a descendant of C.W.H. van der Post.
    1 CWH van der Post's kleindochter Anne-Marié was één van de eerste vrouwelijke procureurs in Zuid-Afrika.
    2 Dit artikel gebruikt de Zuidafrikaanse editie van 1918.
    3 Archief van de ambtenaar van de burgerlijke stand, 1816-1928, Deel: 4718, Periode: 1856, Leiden, archief 0516, inventarisnummer 4718, 26 maart 1856, Geboorten 1856, aktenummer 346.
    4 Blijkbaar stond zijn zoon model voor deze afbeelding en bestaat er geen foto van Piet Uijs zelf, erkenning: http://samilitaryhistory.org/vol036iu.html
    5 Piet Uijs was geboren in Swellendam op 10 juli 1797 en stierf op 11 april 1838 bij Italeni in Natal.
    6 Het woord "Kaffer" is niet denigrerend gebruikt, maar was in die tijd een benaming voor leden van zwarte bevolkingsgroepen in Kaffraria, de streek tussen de Keirivier en Mozambique. Vanaf 1847 stond het gebied van de Oostkaap, de districten van King Williams Town en East London bekend als Brits Kaffraria. Met de uitdrukking "Zulu Kaffer" maakt Van der Post duidelijk dat het dus om een der noordelijke stammen gaat en niet om de Xhosas van de grensoorlogen uit de 18 eeuw.
    7 Detail Voortrekker monument, Joonas Lyytinen, gebruikt met permissie CC BY 2.5 (https://creativecommons.org/licenses/by/2.5)
    8 Zondag 21, Heidelbergse Catechismus.
    9 Het echtpaar Kröller-Müller had grote bewondering voor de voormalig president van de Oranje Vrijstaat, Martinus Theunis Steyn (1857-1916) en richtte tot zijn nagedachtenis een President Steynbank op (1924), in het park van het internationale kunstmuseum dat de naam van het echtpaar draagt:https://mijngelderland.nl/inhoud/verhalen/de-president-steynbank-1924(16/7/2019).