NAVORSINGS- EN OORSIGARTIKELS

 

Stemme uit die Ooste: Die kaleidoskoop van die Kaap

 

Voices from the East: The Cape kaleidoscope

 

 

Ernst F Kotzé

Emeritus-professor. Nelson Mandela-Universiteit, Gqeberha, Suid-Afrika. E-pos: ernst.somerstrand@gmail.com

 

 

---

SAMENVATTING

Waarom volgde het Afrikaans, gezien het lot van contacttalen die uit het Nederlands voortkwamen, niet het pad van het zogenoemde Negerhollands (in het Engels ook bekend als Virgin Island Dutch Creole - vergelijk www.diecreoltaal.com), op de Maagdeneilanden, die in de loop van de tijd is uitgestorven? Hoe kwam het dat deze taal na ruim drieënhalve eeuw nog steeds zoveel gemeen heeft met het Nederlands, ook al hebben beide talen in de loop van de tijd diepgaande veranderingen ondergaan?
Deze ingrijpende veranderingen, op alle niveaus van taalbeschrijving, in al zijn varianten, maakten het Kaaps-Hollands (in de loop van de tijd "Afrikaans") tot een heel andere taal. Niettemin is de onderlinge verstaanbaarheid tussen de moderne vormen van vooral geschreven Afrikaans en Nederlands inderdaad een opmerkelijk feit. Hoe is het gebeurd?
Wat ik zou willen aantonen is dat het Nederlands als taal voor bredere communicatie in Nederlands-Indië al onderscheidende kenmerken van het vroege Afrikaans had gekregen in de mond van zowel Maleissprekenden als VOC-ambtenaren - iets dat werd versterkt door zowel de komst van de Maleissprekende slaven naar de Kaap en het verblijf van zogenaamde "thuisvaarders", die in groot getallen tijdens de reis naar Europa aan de Kaap bleven. (Een recenter overzicht van de invloed van deze "reizen" is te vinden in Van Rensburg, 2011.)
De hypothese is dat er al vóór de taalontwikkeling aan de Kaap een tweeledige invloed bestond tussen koloniaal of Austro-Nederlands aan de ene kant en het toenmalige Maleis aan de andere kant, eveneens een taal van bredere communicatie in die tijd. Die invloed is ook en vooral zichtbaar in de structurele, phonologische en lexicale kenmerken van het Austro-Nederlands, een vorm van Nederlands die opvallende overeenkomsten vertoont met wat vandaag de dag als typisch Afrikaanse kenmerken kan worden onderscheiden. Samenvattend stelt de hypothese dat het Austro-Nederlands, dat wil zeggen de Oceanische variant van het koloniale Nederlands, die zelf ook variatie vertoonde, een belangrijke rol speelde als katalysator in de ontwikkeling van het Afrikaans.

Trefwoorde: Afrikaans, Austro-Nederlands, Bahasa Indonesia, Bahasa Melayu, Intratalige variasie, Jawi, Koöperatiewe prinsipe, Maleis, Rumi, Stigtersbeginsel, Taaloordrag, Vlakke van taalbeskrywing, VOC

---

ABSTRACT

The basis of this article is the insight into the intra- and extralinguistic factors pertaining to the genesis of Afrikaans in the light of recent research and a reinterpretation of existingfindings. It seeks to provide answers to, amongst others, the question of the mutual intelligibility (particularly in written texts) of present-day Dutch and Afrikaans, in spite of considerable differences between the two languages. The focus is particularly on the multilingual context of the Dutch East India Company (VOC) presence both at the Cape of Good Hope and in the East, and the resulting forms (with specific reference to Dutch and Malay) which in due course played a role in the formation of different varieties of Afrikaans.
In various areas around the globe where colonial languages such as English, French and Dutch were introduced and maintained, radical changes in the form of language which emanated from the contact situation led to stratified creole continuums, such as Negerhollands (also known in English as Virgin Island Dutch Creole - see www.diecreoltaal.com), Maurisien and Tok Pisin. The variety closest to the "original" colonial language, namely the acrolect (or "higher form", to be distinguished from the mesolect and the basilect), seems to have been maintained, in particular in its written form and for formal use, in the course of the development of Afrikaans. The question now arises why, unlike Maurisien in relation to French, the orthography of Afrikaans and the syntax, after more than three and a half centuries, still has so much in common with Dutch, even though both languages have undergone significant modifications over the centuries.
Two processes seem to have been interacting during the dominance of the VOC in both East India and at the Cape: (1) Dutch was the language of administration and governance, and as such a lingua franca which had to be acquired by all inhabitants, of whatever language background, in their dealings with both the authorities and the man/woman in the street. This is referred to by Mufwene as the founder's principle. (2) Malay (spoken by Malaysians, Indonesians, and a host of East Indian speech communities) was the lingua franca of trade and commerce, but also of religion (written in the Arabic alphabet, called Jawi), and hence facilitated interlingual communication. VOC officials had to recognise this fact, and adapted their speech (Dutch) to what they perceived to be understandable to speakers of Malay. This is referred to as Grice 's cooperative principle. In this way, some linguistic adaptations occurred, such as morphological and phonological simplification, which resulted in forms which coincided with distinctive features of early Afrikaans in the mouths of both Malay speakers and VOC officials - something that was strengthened by both the arrival of Malay-speaking slaves at the Cape and the accommodation of so-called "home voyagers", viz VOC officials returning to Europe, who remained at the Cape in large numbers on the homeward journey to Europe. This form of Dutch is also described as Austro-Dutch.
The hypothesis is that this two-way stream of influence was already in place before the language development at the Cape between colonial, or Austro-Dutch, on the one hand and Malay on the other. The hypothesis states, in summary, that Austro-Dutch, the Oceanic variety of colonial Dutch, which itself also showed variation, played a significant part as a catalyst in the development of Afrikaans.
What is important to note, is that various characteristics ascribable to language transfer from Malay or cooperative adaptations (by Dutch-speaking officials), are present in various forms of Afrikaans (varieties) and as such function as distinctive features by means of which the varieties can be recognised, while others are common to the language of the speech community as a whole. Failure to note these distinctions, at various levels of linguistic description, can, and does, often lead to oversimplifications regarding the nature of the language as a whole.
A correlative of the role played by Malay at the Cape is the fact that Afrikaans, or Cape Dutch, was initially written in the Jawi (Arabic) alphabet, as was Malay, some years before the Roman alphabet was employed to reduce to writing the speech of speakers of Afrikaans. This was simply due to the fact that Jawi was well-known to Malay slaves imported from the East Indies, and the Jawi alphabet was hence employed to write religious instruction books and also secular texts to represent the Cape Dutch pronunciation. However, even after the romanisation of the Arabic/Jawi script, the lexicon of the Cape Muslim community has retained a considerable number of Malay terms, although many of these are being replaced by Arabic equivalents (compare tramakassie "thank you" in Malay with shukran in Arabic), because of exposure to Arabic during the hajj and other Islamic areas of contact.
As a result of an increase in interest regarding the role of Malay in the formation of Afrikaans, some Malay scholars in Indonesia and other Oceanic countries, scholars such as Hoogervorst and Witton, made contributions by means of their research in the recent past, and have thus enriched the body of knowledge on this count, in addition to testing the findings of researchers based in South Africa. They have also pointed the way to open new avenues of research which are accessible in archives in The Hague, Colombo and Jakarta.

Keywords: Afrikaans, Austro-Dutch, Bahasa Indonesia, Bahasa Melayu, Cooperative principle, DEIC, Founder principle, Intralingual variation, Jawi, Language transfer, Levels of language description, Malay, Rumi

---

 

 

1. Ter Inleiding¹

Die tema wat in die titel saamgevat is, behels 'n kursoriese ondersoek na die geografiese perspektief van oos na wes op die taalsituasie by Tafelberg in die 17de eeu. As deel daarvan word 'n paar stemme aan die woord gestel wat 'n blik van buite bied op die ontstaanstyd van Afrikaans. Dit is 'n redelik stofgetrapte navorsingsveld, maar steeds fassinerend, en, soos die spreekwoord lui, ex Africa semper aliquid novi. Maar ek wil graag aantoon dat hierdie aforisme ook op Asië, en spesifiek Suidoos-Asië, van toepassing kan wees, met verwysing na die tydperk toe Kapenaars mettertyd begin Afrikaans praat het.

Standpunte wat oor die jare oor die proses van taalontwikkeling aan die Kaap ingeneem is, onder andere deur Bosman, Hesseling, Scholtz, Raidt, Van der Merwe tot Ponelis, Van Rensburg, Holm, Den Besten, en vele andere, is goed gedokumenteer, en tereg gegrond op primêre en sekondêre argivale bronne, wat meestal bestaan het uit vorme en protovorme van Afrikaans wat opgeteken is. Die tekste is óf deur die gebruikers daarvan self neergeskryf, óf verteenwoordig mondelinge en skriftelike data wat deur waarnemers gedokumenteer is. Uiteraard bly sulke taalinterne data van groot waarde by die optekening van belangwekkende feite oor die wording van die taal.

Wat hierby opvallend is, is dat die navorsing oor hierdie tema hoofsaaklik vanuit 'n Europese of Suid-Afrikaanse oogpunt geïnterpreteer is. (Twee uitsonderings, wat nie hierby genoem is nie, is Roberge en Davids, wat onderskeidelik vanuit die VSA en die Kaapse Moesliemgemeenskap waardevolle insigte bygedra het.) In die jongste tyd is daar egter ook groeiende belangstelling in die taalgeskiedenis uit die VOC-tydperk van Oos-Indië by navorsers in Indonesië, Maleisië en omliggende streke, onder andere ook Australasië. Dit sou van nut wees om by 'n beskouing van die Kaapse taalopset in die 17de eeu die net ietwat wyer te gooi, en benewens die argivale data, ook taaleksterne en pragmatiese faktore te verreken.

 

2. Aard en vorm van meertaligheid aan die Kaap

Om mee te begin, kan ons die aard van die meertaligheid aan die Kaap van nader beskou, omdat dit die gebruiksfunksies sowel as die vorm sou bepaal van wat in die volksmond as Kaaps-Hollands bekend sou staan. Wat die funksies betref: Soos elders in die koloniale wêreld, was sprekers van genealogies uiteenlopende spraakgemeenskappe op mekaar aangewese om op gedeelde geografiese terrein ook kommunikatief met mekaar oor die weg te kom. Soos ons weet, is daar natuurlik nie altyd so goed oor die weg gekom nie. Verderaan word hierop teruggekom.

Wat die vorm betref: Tussen diegene wat die redes en die resultate van taalvormverskynsels probeer uitpluis het, is daar dikwels aansienlike verskille. Daar word egter aanvaar dat nuwe sisteme tot stand gekom het as gevolg van intertalige kontak. In die koloniale konteks, of dit nou die gevolg was van multinasionale handel of met owerheidsanksie geskied het, waar die taal van koloniseerders in aanraking gekom het met tale van die inheemse bevolkings, het daar in verskeie gevalle taamlik radikale resultate uit die kontak voortgevloei, wat ook die onderwerp van die kreolistiek en die studie van pidgintale vorm.

 

3. Omvang van verskille tussen 17de-eeuse Nederlands en Afrikaans

'n Mens kan jou nou afvra waarom Afrikaans nie die paadjie geloop het van Negerhollands op die Deense Wes-Indiese Eilande (later bekend as die Amerikaanse Maagde-eilande), wat mettertyd doodgeloop het nie. Of dié van Maurisiaanse Frans (Maurisien) of Pidginengels (Tok Pisin) in die Britse koloniale streke nie, wat beide in dié mate van die brontale afgewyk het dat die kreoolse tale wat ontstaan het, feitlik alle onderlinge verstaanbaarheid ingeboet het. Ná drie en 'n halwe eeue is daar egter in Afrikaans en Nederlands nog enorm veel wat gemeenskaplik is, al het die standaardvorme van beide tale oor hierdie tyd ook aansienlike wysigings ondergaan, en het ingrypende veranderings in die vorm van Kaaps-Hollands, op alle vlakke van taalbeskrywing, in al sy variëteite voorgekom, wat daarvan 'n heel verskillende taal gemaak het. Onderlinge verstaanbaarheid tussen die moderne vorme van veral geskrewe Afrikaans en Nederlands is inderdaad 'n merkwaardige feit. Hoe het dit gebeur?

 

4. Sosio-historiese konteks

'n Moontlike antwoord op die vraag is waarskynlik geleë in die sosiale konteks waarin die tale in kontak met mekaar verkeer het, waarby politieke en kulturele faktore ook 'n bepalende rol gespeel het.

Om egter die ontstaan van Afrikaans in die Kaapse Vlek te probeer verantwoord en verklaar, moet die sosio-historiese toestande in die vroeë Kaap by die lig van alle tersaaklike gegewens heroorweeg word. Groenewald (2002:220) verwys na Salikokwe Mufwene se siening oor die dinamiek van taalaanpassing en -verandering in die koloniale konteks. Hy skryf:

Mufwene se "stigtersbeginsel" waarvolgens die stigters-bevolking(s) van 'n kolonie 'n disproporsionele invloed op die latere ontwikkeling van die taal het, gewoon omdat nuwe sprekers hulle by die reeds bestaande omstandighede moes skik en gewoonlik die plaaslike koloniale taal moes leer. Dit was ongetwyfeld die geval aan die Kaap. Dit is tydens die eerste ongeveer 70 jaar dat daar 'n groot aanpassing in die taal van die koloniale bevolking was... (voetnoot, p. 220)

'n Eenvoudige voorbeeld is die geval van die Franse Hugenote, wat weinig uitwerking op die vorm van Afrikaans gehad het, gewoon omdat hulle die reeds bestaande koloniale variëteit van die Kaap moes leer. (Vergelyk hierby ook Pheiffer, 1980:250-258, 280-284). 'n Voorbeeld van versteuring deur Frans is moontlik die Afr. "slegsê" (letterlik uit Frans maudire, "om te vervloek, verdoem" - teenoor "seën").

Dit was veral die posisie van Nederlands, of dan die vorm daarvan wat deur die VOC-amptenare gebruik is as 'n taal van wyer kommunikasie wat die deurslag sou gegee het, deurdat dit as doeltaal vir sprekers van ander tale gedien het. Dit moes bepaald ook 'n rol gespeel het wanneer daar onbewustelik norme geskep word wat die rigting van taalverandering bepaal. Maar is dit die enigste, of selfs belangrikste oorsaak?

 

5. Nederlands en Maleis

Wat ek graag aan die hand wil doen, is dat Nederlands as taal van wyer kommunikasie in die Goue Eeu, spesifiek in Nederlands-Oos-Indië, reeds voor "Oom Jan" in 1652 by Tafelberg voet aan wal gesit het, deur kontak met sprekers van inheemse tale in Suidoos-Asië self nuwe vorme aangeneem het wat die weg berei het vir soortgelyke vernuwings in die gebruik van Nederlands aan die Kaap. Maar daar was ook sprake van wedersydse taalinvloed wat tot hierdie vernuwings gelei het. In die proses het 'n ander taal 'n belangrike rol vervul om die destydse koloniale Nederlands as't ware ryp te maak, of te bevrug, vir die geboorte van Afrikaans. Tussen die tale waarvan die sprekers deur bekendheid met hulle moedertaal kenmerke daarvan oorgedra het op die resulterende vorm van Nederlands, het Maleis naamlik, as taal van wyer kommunikasie in Oos-Indië toentertyd, 'n groter rol gespeel as wat dikwels deur taalhistorici erken en/of herken word.

In hierdie artikel wil ek dan graag die lig laat val op die invloed en rol van Maleis, nie net deur die teenwoordigheid van Maleissprekendes aan die Kaap nie, maar as faktor by die ontstaan van 'n koloniale Nederlands in Oos-Indië, 'n deel van die wêreld wat ook bekend staan as Oseanië.² Sodoende wil ek probeer aantoon dat koloniale Nederlands reeds voor die taalontwikkeling aan die Kaap 'n beduidende invloed deur Maleis beleef het. Daardie invloed is ook en veral sigbaar in strukturele, klankmatige en leksikale eienskappe van die Oseaniese Nederlands, wat deur De Ruyter en Kotzé (2002) benoem is as Austro-Nederlands, of dan "Suidelike" Nederlands. Hierdie vorm van Nederlands toon naamlik opvallende ooreenkomste met hedendaagse Afrikaans.

Saam met De Ruyter, 'n gewaardeerde kollega wat ons ongelukkig voortydig ontval het, stel ek dit as 'n hipotese in die genoemde artikel dat Austro-Nederlands, of dan die Oseaniese variëteit van koloniale Nederlands, wat self ook variasie vertoon het, as katalisator 'n beduidende aandeel in die wording van Afrikaans gehad het. Dit het nie net betrekking gehad op die vorming van die vernakulêre vorm van Kaaps-Hollands en Kaapse Afrikaans nie, maar ook op wat uiteindelik as Moderne Ontwikkelde Afrikaans beskryf sou kon word. Ek kom effens later weer terug by hierdie hipotese.

 

6. Bahasa Melayu en Bahasa Indonesia

As agtergrond net enkele opmerkings oor wat hier presies met die taalbenaming "Maleis" bedoel word. Daar word naamlik onderskei tussen Maleisies, wat 'n afleiding is van die landsnaam "Maleisië", en Maleis, wat in sowel Maleisië en Indonesië gepraat word, maar ook in Singapoer en dele van Thailand, Broenei en die Filippyne. Die endoniem vir Maleis wat in Maleisië gebruik word, is Bahasa Melayu, terwyl die vorm daarvan wat in Indonesië voorkom, met die endoniem Bahasa Indonesia benoem word. Volgens Van der Sijs is Maleis voor 1928 oorkoepelend gebruik om ook Indonesies in te sluit, en staan laasgenoemde eers vanaf daardie jaar bekend as Bahasa Indonesia. Koops (2024) haal Van der Sijs in dié verband aan:

In 1928 werd het Maleis namelijk uitgeroepen tot de nationale taal, de Bahasa Indonesia ('Indonesische taal'). De Indonesische regering legde dit in 1945 in de grondwet vast, waarna in 1972 een spellingverandering volgde die afweek van het vroegere Maleis.

Bahasa Indonesia en Bahasa Melayu is dus naby verwante tale, en word grotendeels as wedersyds verstaanbaar beskou. Die verskille tussen die twee, byvoorbeeld op die gebied van woordeskat, spelling en uitspraak, asook geografiese verspreiding, hou almal verband met die koloniale geskiedenis van beide Maleisië en Indonesië. Maar van belang vir die onderwerp onder bespreking is die gemeenskaplike taalkundige en kulturele erfenis, wat in die loop van die 17de eeu handel, kulturele uitruiling en die verspreiding van Islam in die Maleise argipel vergemaklik het.

 

7. Maleis as brugtaal en die invloed van koloniale tale

In die 17de eeu het Maleis, dit wil sê die ouer chronolek van Bahasa Melayu, naamlik as 'n brugtaal in Suidoos-Asië gedien, dus 'n medium van kommunikasie tussen verskillende etniese groepe en handelaars. Daar is inderdaad sprake van onderskeie Maleise tale, soos Javanees, Boeginees, Soendanees en Balinees. As gevolg van die sterk invloed van Islam, is die Maleis van die tyd in die Arabiese skrif, genaamd Jawi, geskryf. Die wydverspreide gebruik van Jawi-skrif in die 17de eeu is nou gekoppel aan die invloed van Islam in die Maleise argipel, wat omstreeks die 13de eeu begin het. Met die verspreiding van Islam het Arabies 'n belangrike kulturele en godsdienstige taal geword, en die skrif is aangepas vir plaaslike tale soos Maleis.

Die vroeëre invloed van Portugees (vanaf 1511, met die verowering van Malakka) gevolg deur Nederlands (met die oorname van die eiland Ambon in 1605, en later Engels (vanaf 1786), het veral op die gebied van die handel sy merk gelaat, en die voorkoms van leenwoorde uit Portugees, Nederlands en Engels was 'n kenmerk van Basaarmaleis (of Pasarmaleis), die omgangstaal wat die basis gevorm het van die lingua franca. Dit het gedien as 'n vereenvoudigde vorm van Maleis wat kommunikasie tussen mense van uiteenlopende linguistiese agtergronde, insluitende handelaars, matrose en setlaars, vergemaklik het. Terwyl die Jawi-skrif die oorheersende skrif was wat gebruik is vir die skryf van Standaardmaleis in die 17de eeu, is dit ook gebruik vir die skryf van Pasarmaleis. Die veelsydigheid van die Jawi-skrif het dit moontlik gemaak om leenwoorde uit verskeie tale, soos Portugees, Nederlands en Engels te akkommodeer.

Enkele voorbeelde van sulke leenwoorde in Maleis is dan:

Dit is dan ook 'n bykomende motivering waarom Kaaps-Hollands, soos gebruik deur Maleise slawe aan die Kaap, deur middel van die Jawi-ortografie geskryf is, veral vir leermateriaal in Islam, maar ook in die algemeen, selfs voordat die Romeinse alfabet vir hierdie ontluikende taal ingespan is. Daar word na hierdie spelwyse en tekste wat daarin geskryf is, ook algemeen as Arabiese Afrikaans verwys. Let wel dat die Romeinse ortografíe, genaamd Rumi, eers in die 19de eeu vir die skryf van Maleis ingevoer is (vergelyk Van der Sijs, 2004).

 

8. Maleis en Afrikaans?

Dit dan die agtergrond wat betref die gebruik en die skriftelike vorm van Maleis in Suidoos-Asië ten tye van die teenwoordigheid van die VOC aldaar in die 17de eeu. Maar hoe nou om die Maleise kloutjie by die Afrikaanse oor te bring? Maleis was maar een van 'n hele aantal tale wat deur slawe uit 'n verskeidenheid agtergronde aan die Kaap gebruik is, en sodoende het verskillende moedertale naasmekaar bly bestaan. Uit die kaleidoskoop van tale wat met die Nederlands van VOC-amptenare die leefruimte in die omgewing van Tafelberg gedeel het, het sowel die taalagtergrond as die sosiale posisie van aanleerders van Kaaps-Hollands bygedra tot die vorming van 'n aantal variëteite van hierdie lingua franca. Dit beteken dat die sosiale stratifikasie van die Kaapse bevolking (as amptenare, handelaars, grondbewerkers, slawe, matrose, vissers, wetstoepassers, handwerkers, godsdienstige leiers, vaklui en 'n hele spektrum van betrokkenheid by die samelewing aan die Kaap in die beginjare van die nedersetting) 'n bepalende rol gespeel het om beslag te gee aan die vorm van onderlinge kommunikasie.

Die resultaat van sowel die migrasie van inkommers van elders as die interaksie met die bestaande bewoners, te wete die Khoi-Khoin en San-bevolking, het voorstelbaar gelei tot 'n talige kaleidoskoop, waardeur nie net verskillende tale ingespan is vir 'n verskeidenheid doeleindes nie, maar dieselfde tale deur wedersydse beïnvloeding voortdurend aan die verander was in die mond van sowel moedertaal- as tweedetaalsprekers. Terwyl die kommunikatiewe doel van veral mondelinge, maar ook informele geskrewe taalgebruik, sekerlik voorop gestaan het, het formele norme tweede viool gespeel, en het die vorm of struktuur van betekeniseenhede daarby aangepas. Die dinamika van taalverandering was dus enersyds progressief op grondvlak, maar in sekere opsigte vasgelê in meer formele kontekste, soos amptelike en religieuse kommunikasie. As gevolg van die onvermydelike sosiale stratifikasie van die gemeenskap, wat in die Kaap dikwels ook saamgeval het met taalverskille, het Nederlands as matrilek gefunksioneer, en het deur die toename van tweede- en derdetaalsprekers (of selfs meer) as doeltaal bly voortbestaan. Ek gebruik die term "matrilek" in die betekenis wat soos volg in verskillende aanlyn bronne (onder andere https://en.wiktionary.org/wiki/matrilect) gedefinieer word:

matrilect ... (linguistics) The language of the dominant local culture, in the situation where a pidgin or creole is formed from the language of the dominant culture and another outside introduced language.

Hierdie definisie stem ooreen met die gebruik daarvan in Kotzé (2016:44), wat soos volg daarna verwys:

Ek bedoel met "matrilek" hier matriksdialek, en nie "moedertaal" nie, soos sommige dit interpreteer.

Ook Mesthrie (2019) pas die begrip toe op die vorming van 'n Suid-Afrikaanse Engels, en verwys na Britse Engels as die matrilek, wat as dominante vorm opgetree het (en dit nog in 'n bepaalde mate doen):

The main L1 English in Africa, showing continuity with the L1 British English "matrilect," is the variety spoken by descendants of 19th-century English settlers in southern Africa, chiefly in South Africa and (decreasingly) Zimbabwe.

In die breër konteks van die kreolistiek verwys outeurs soos Mühlhäusler (1986) en Bickerton (1981) konseptueel na hierdie vorm van die dominante taal, wat aanleiding gee tot die stratifikasie van verinheemste matrikstale in die vorm van akrolekte, mesolekte en basilekte.

 

9. Intratalige variasie

In die talle teorieë oor die ontstaan, wording of genesis van Afrikaans word daar by die beskrywing van Afrikaans as taal dikwels 'n eenheidsbegrip veronderstel wat nie kennis neem van die inherente variasie waardeur die volle omvang van die taal met al sy variëteite, die hele spektrum, gekenmerk word nie. Dit is veral duidelik in polemieke oor taalveranderingsprosesse soos pidginisering, kreolisering, koineïsering, 'n hele versameling van benamings, waarvan sommige (byvoorbeeld kreolisering) om nietaalkundige redes gestigmatiseer is. Die kom-pleksiteit van verskillende prosesse, waarvan sommige 'n meer omvattende uitwerking as ander gehad het, en selfs oorvleuelend gewerk het, het daartoe gelei dat die resultaat nie na 'n enkele vormingsproses herlei kan word nie. Pogings om so 'n sentrale of oorwegende oorsaak ten opsigte van die taal as geheel te identifiseer, is daarom meestal simplisties van aard.

Insig in die inherente variasie wat deur die gebruik van die taalnaam Afrikaans geïmpliseer word, is deur Suzanne Romaine uitgedruk in haar Longman-publikasie van (1988:62):

"Afrikaans" is a loose label for a set of varieties ranging along a scale from highly European-like (i.e. similar to Dutch) to moderately creole-like (i.e. similar to Negerhollands).

Die skaal wat Romaine gebruik, dui op die aanname dat variëteite - en by implikasie tale -onder die sambreel van kreoolstudies nie almal ewe kreools van aard is nie, en geklassifiseer kan word volgens die mate van ooreenkomste met of verskille van 'n Europese taal. Navorsers in kreoolse studies het gevolglik 'n veelheid van tipologiese etikette geskep in 'n poging om verskillende grade van kreolisiteit aan te dui, etikette soos kreoloïed, halfkreool, intertaal, koine, ensovoorts.

 

10. Vlakke van taalbeskrywing

Nog 'n faktor wat die resultaat van taalkontak kompliseer, is die feit dat verskeie vlakke van taalbeskrywing ingespan kan word om beïnvloeding aan te dui. Voorbeelde van taaleienskappe op slegs een beskrywingsvlak word dikwels as bewysmateriaal gebruik sonder om by 'n geheelbeeld uit te kom wat wedersyds ondersteunende data op die verskillende beskrywings-vlakke benut.

Net kortliks dan drie vlakke waarop taalverskynsels beskryf kan word: Die eerste vlak is argumentshalwe die leksikale. Die oorname van leksikale items (of woordeskat), kan enersyds heelhuids of in aangepaste vorm plaasvind, maar steeds duidelik sigbaar by 'n vergelyking van die betrokke items in die twee tale. Voorbeelde hiervan is woorde in Maleis wat aan Nederlands ontleen is, soos kapten en apotek, en woorde in Afrikaans wat aan Maleis ontleen is, soos kampong en amok. Andersyds kan dit in minder opsigtelike vorm voorkom as leenvertaling, waar die betekenis van herkenbare woorde in die brontaal soms verskil van wat met die leenvertaling bedoel word. Dit is dikwels die oorsprong van faux amis, ook in nou verwante tale, soos afslag in Nederlands en afrit/uitdraaipad in Afrikaans, wat as intertalige sinonieme beskou kan word.

Die tweede beskrywingsvlak is dié van die fonologie. Die uitspraaksisteem van die leerder se huistaal kan ook 'n sistematiese aanpassing weerspieël in die taalvorm wat hieruit voortvloei. Op grond hiervan word die spraak van niemoedertaalsprekers dikwels as "met 'n x-aksent" beskryf. Vir die doeleindes van hierdie artikel word die verband tussen Maleis en Afrikaans in dié verband in paragraaf 15 geïllustreer. Die derde vlak van taalbeskrywing is die grammatika (waarby sowel sintaktiese as morfologiese faktore betrek word), wat in die kontaktaalvorm potensieel kan verskil van onder andere die woordvolgorde en woordbou van die brontaal. Soos in die geval van fonologiese eienskappe, word voorbeelde ten opsigte van Maleis en Afrikaans op hierdie vlak in paragraaf 12 verstrek. Tot sover dan die taalinterne faktore wat betrek kan word.

Teen hierdie breë en onspesifieke agtergrond is dit nou my oogmerk om met 'n meer pertinente fokus op die sosiolinguistiese konteks 'n bykomende ontleding te probeer gee van hoe dit dan nou kon gebeur het dat die "veelkantige" entiteit wat ons Afrikaans noem, lyk soos hy lyk, wat woordeskat, uitspraak en grammatika betref, en uiteindelik hoe Maleis daarin 'n rol speel.

 

11. Pragmatiese faktore - die koöperatiewe prinsipe

Voordat ons na die taalvorm self kyk, en dus aan die hand van voorbeelde bepaalde taalkenmerke uitlig, is dit eers nodig om die pragmatiek (die funksionering van taaluitings in kommunikasie) van die taalkontaksituasie nader te bekyk. Daar bestaan naamlik iets soos 'n gemeenskaplike norm van kommunikatief optimale gebruiksvorme in 'n veeltalige gemeenskap. Dit is 'n mondvol, maar makliker verstaanbaar as ons dit teen die agtergrond beskou van Paul Grice se beginsels (maxims) van gesprekvoering. Die sogenaamde koöperatiewe prinsipe kom daarop neer dat daar 'n stilswyende ooreenkoms tussen spreker en hoorder ontstaan om wedersydse begrip te maksimaliseer. Die Nederlandse Wikipedia stel dit so:

Het coöperatieve principe werkt altijd in twee opzichten: enerzijds houdt de spreker zich altijd aan het coöperatieve principe, anderzijds gaat ook de toehoorder er zonder meer van uit dat de spreker dit doet. Het coöperatieve principe kan dus worden beschouwd als een stilzwijgende overeenkomst tussen de sprekers. (https://nl.wikipedia.org/wiki/Co%C3%B6peratief_principe) [17 Mei 2014]

'n Faktor wat nie so dikwels in ag geneem word by die oorweging van taalbeïnvloeding nie, is die akkommodering van sulke aangepaste vorme wanneer eerstetaalsprekers van die teikentaal (byvoorbeeld Nederlands) byvoorbeeld met Maleissprekers kommunikeer. Hier wil ek spesifiek kyk na kenmerke van die Aanleerdersnederlands van Maleissprekendes in Nederlands-Oos-Indië.

11.1 Gepidginiseerde Afrikaans

Om enigermate af te dwaal na hedendaagse Afrikaans: Die soort aanpassings waarvan hier sprake is, sluit breedweg aan by die werk van Stoltz (1982) en EB van Wyk (1983) oor sogenaamde Gepidginiseerde Afrikaans. Hierdie vorm van Afrikaans is in die jongste tyd weer opnuut bekyk deur outeurs soos Kriel (dr. Ansie Maritz) 2016 en andere, onder die benaming Napraatswartafrikaans. Sy beskryf die taalvorm soos volg:

Napraatswartafrikaans word gebruik wanneer Afrikaansmoedertaalsprekers Swartafrikaans namaak en onder mekaar gebruik. Hierteenoor staan die oorspronklike ontstaansvorm en -funksie van Swartafrikaans, naamlik om as 'n ondersteuningstaal tussen 'n Afrikataal-moedertaalspreker en 'n Afrikaansmoedertaalspreker gebruik te word.

11.2 Die Nederlands van Maleissprekendes en VOC-amptenare

Teen hierdie agtergrond (afdeling 11.1) kan ons die beginsel wat ter sprake is, op die vorm van Nederlands toepas wat teenoor Maleissprekendes in die 17de eeu beslag gekry het. 'n Mens kan aanvaar dat daar deur VOC-amptenare onderbewustelik kennis geneem word van kenmerke in die aanleerdersvorm van Nederlands by Maleissprekendes, en dat die omgangstaal wat hieruit ontstaan het, daarby aangepas is om beslag te gee aan die koöperatiewe prinsipe van Grice.

Tienduisende VOC-beamptes, van sowel hoë as lae range, het gedurende die VOC-tydperk dié bont spektrum van Maleise en Portugese "noodhulp"-tale, vereenvoudigde Pasar (Basaar)-Maleis en/of van Kreools-Portugees, in Suidoos-Asië daagliks gebruik. Elkeen se Nederlands moes ná verloop van jare die onvermydelike spore van informele meertaligheid vertoon het. In dieselfde tydperk het tienduisende van die "tuisvaarders"/kromtaalsprekers op die skepe by die "Kaapse Vlek" (Schoeman, 2001:261) aangedoen. Uit Van Gelder (1997:14, 41) kan ons aflei dat die "Kaapse Vlek" reeds van 1652 af 'n veeltalige plek was, want in normale jare is die vaste inwoners se taal beurtelings oorweldig deur 'n breë stroom van Hollands/Nederlands met baie Duits (as die VOC-vloot uit Europa aankom), en "vroeg elke jaar" deur die tuisvaarders uit die Ooste. Tussen 1602 en 1795 het daar volgens Van Gelder (idem, p.14) nie minder nie as 973 000 mense in diens van die VOC uit Nederland vertrek - die helfte van hulle buitelanders, waaronder baie Duitsers - maar slegs 366 900 van hulle het weer via die Kaap teruggekeer. Omdat die verversingspos aan die Kaap eers van 1652 af dateer, verminder die twee getalle van mense wat daar aangedoen het, na ongeveer 841 000 "uitvaarders" en 330 000 "tuisvaarders" (idem, p. 40). Die 330 000 tuisvaarders oortref die totale aantal Kaapse moedertaalsprekers van Maleis en ander tale grootliks: Die groter groepe vroeë Austro-Nederlandssprekende loseerders uit die Ooste was in daaglikse kommunikasie met sowel Maleissprekendes en Kaaps-Hollandssprekers uit verskillende taalagtergronde.

 

12. Impak op die taalsituasie aan die Kaap

Weens die omvang en intensiteit van die Oos-Indiese talekontak, en deur die veelvuldige kontak met VOC-personeel, kan ons redelikerwys aanneem dat die Nederlands van die aanvanklike 200 inwoners in die dorpie aan die Kaap spoedig deel geword het in die kontinuum van veranderende Nederlands wat van 1596 af in Oos-Indië gegroei het. Baie van dié meertalige tuisvaarders - ongeveer 2 300 van hulle het gemiddeld jaarliks in Tafelbaai aangekom, waaronder vrouens en kinders - het in Kapenaars se huise losies gekry, 'n reëling waaroor die "Instructie" van Van Rheede (1685) die volgende meld: "[daar was] in de Tafelvalley ofte omtrent het Casteel 30 huijsgesinnen haer meest erneerende met herreberg, tapneering en tuynvrugten" (Hesseling, 1923: 21). Siekes en herstellendes het soms lank vertoef, en sommige van die tuisvaarders het hulle vir goed aan die Kaap gevestig. Hoe winsgewend die Kapenaars se handel met alle inkomende skepe tot ongeveer 1750 was, beskryf Schoeman (2001:250), wat ook op die toenemende weelde in die Kaap wys (idem, pp. 684, 689).

Aan die ander kant het daar volgens Shell (1994:12) tot 1808 ongeveer 63 000 slawe in Kaapstad aangekom, veral jonger mense uit 'n verskeidenheid taalkringe. De Ruyter het in sy optekening van ongeveer 860 leksikale leenwoorde uit Maleis gevind dat behalwe die benamings van kossoorte en handelsware (d.w.s. selfstandige naamwoorde), bloedweinig woorde uit tale van Afrika, Indië of Malgassië in Afrikaans opgeneem is, terwyl sowat 77,3% van alle slawe wat aan die Kaap geland het, uit hierdie dele afkomstig was (Shell, 1994:15). Boonop was tot so laat as 1740 nog ses uit elke sewe slawe van elders ingevoer - slegs een uit sewe was 'n Kaapse boorling (Shell, 1994:17).]

Taaloordrag van die moedertale na die volgende geslag is verder bemoeilik, deurdat die eienaars doelbewus slawe met verskillende tale aangekoop het (Shell, 1994:21), en hulle gevolglik nie hulle moedertale meer kon gebruik nie. Die slawe se geleidelike aanvaarding van die Kaapse lingua franca, dus Kaaps-Hollands, was vir alle inwoners die enigste kommunikatief aangewese oplossing.

Volgens aantekeninge wat in 1978 deur Stephen Gray, die SA outeur, in Speak gemaak is (aangehaal in Shell, 1994:19), het slawe uit Suidoos-Asië ook teen omstreeks 1740, inderdaad moeite gedoen om Kaaps-Hollands aan te leer. Hy meld dat 'n besonder lang toneelstuk oor die lotgevalle van 'n Moslem-slawemeisie Galiema (Halima) in die Kaap saans by die lig van 'n houtvuur agter toe deure opgevoer is. Die skrywer van die stuk, ene Majiet, was óf 'n slaaf, óf 'n seun van die beroemde banneling Sjeg Yusuf (Makassar 1626 - Kaapstad 1699). Die stuk is in Arabiese skrif, d.w.s. Jawi, geskrywe, sê Gray, "which when translated into sounds comes out as kitchen Dutch".

Een van die vrae wat beantwoord moet word, is hoe daar nogtans soveel Maleise leenwoorde (sonder om kenmerke op die ander beskrywingsvlakke te noem) in Kaaps-Hollands tereggekom het. De Ruyter het in ongeveer 200 'n stuk of 430 Maleise woorde wat met die Kaap in verband staan, gevind, plus 270 Maleis-Arabiese woorde, wat as 'n gevolg van die rol wat Islam in die gebruikstaal van Kaapse Maleiers gespeel het (en nog speel) opgeneem is. De Ruyter het in sy studie (De Ruyter & Kotzé, 2002) onder andere 77 kosname en 44 name van handelsware uit Maleis afkomstig opgeteken. 'n Sterk waarskynlikheid is dat sulke terme uit die tuisvaarders se Oos-Indiese ervaringswereld onregstreeks, d.w.s. deur middel van Austro-Nederlands, in Kaaps-Hollands, en sodoende in Afrikaans beland het. Hiermee sou 'n mens moet konkludeer dat sowel die opname van Maleise vorme (en ook strukture) as die vervlegtheid met Nederlands terug te voer is na die koloniale taalsituasie in Oos-Indië, en dus in belangrike opsigte 'n allogtone oorsprong moes gehad het.

 

13. Morfologiese en sintaktiese verskynsels

Benewens die opname van 'n aantal leksikale items, het strukturele kenmerke van Austro-Nederlands, soos reduplikasie (uit Maleis) en direktevoorwerp-konstruksies met vir (uit Portugees - toevallig ook 'n kenmerk van Spaans), waarop daar nie verder ingegaan word nie, deel geword van die talewerklikheid in Suidoos-Asië, van waar dit deur die tonge van die tuisvaarders in die Kaap weerklink het en deel geword het van 'n pertinent Kaaps-Hollandse taalvorm.

Wat die sogenaamde verbale stamvorm sonder uitgang betref, het Hesseling in 1923 (1923:63) die gedagte uitgespreek dat

... in de 17de eeuw ook elders in [Nederlands-] Indië een soortgelijke vervorming van het Nederlands [soos in Afrikaans] is tot stand gekomen, waarbij zich dan de taal der kolonisten van Kaapstad heeft aangesloten. steunt op hetgeen wij weten van 't Hollands dat eens op Ceylon werd gesproken. Er zijn ons overblijfsels van bewaard in het daar nog gangbare gebroken Portugees, en die overblijfsels vertonen treffende overeenkomst met Afrikaanse eigenaardigheden.

Hy noem dan die volgende woorde wat in Ceylon (tans Sri Lanka) opgeteken is (kursief gemerk):

aantekenen - antéken

aantreden - antré, antri, anteré, anteri

afkeuren - apkir, pekir, apekir, apukir

aflossen - aplus, aplos

bedekken - bedek

beledigen - balédek (verouderd)

benoemen - benum

bestellen - bestél, bistel

blokkeren - blokir

boren - bor, ebur, ebor

deponeren - déponir

disciplineren - disiplinir

donderen - donder ('to fulminate')

forceren - forsir

 

14. Morfonologiese en sintaktiese "foute"

Op die beskrywingsvlak van die fonologie vind verlies van die woordfinale (inderdaad sillabefinale) -t volgens die Standaardafrikaanse sowel as die Kaaps-Afrikaanse patroon plaas:

kas (Ndl. kast)

hes (Ndl. gist)

pos (Ndl. post)

Dat selfs in die hoogste kringe van VOC-personeel in Batavia die Nederlandse taalgebruik nie altyd onberispelik was nie, word deur Bosman (1952:139, n. 4) aangestip in 'n bespreking van Briewe van Johanna Maria van Riebeeck ... uit 1710: "In bepaalde posisies word 'n slot -t in die geskrifte van Johanna Maria dikwels weggelaat - net soos in Afrikaans."

Wat Jan van Riebeeck betref, kon hy ná sy sewe jaar in die Ooste (1640-1647) volgens Schoeman (1999:131), as opperkoopman en sekundus, of tweede-in-bevel, homself goed uitdruk in gangbare Asiatiese Portugees, asook in 'n aanvaarbare Maleis (sy "Daghregister" vertoon spore daarvan, byvoorbeeld woorde soos die volgende: chiampan, sampan, "skuitjie", baadjie, baftas, kiaten, "kiaat"). Hier word aanvaar dat naas 'n mate van Engels, hy ook bekend was met die Austro-Nederlands wat deur die tuisvaarders Kaap toe gebring is. Scholtz (1982:98) merk daaroor op:

In die 17de eeu is die onafrikaanse volgorde [in sinsbou] die normale by sommige Nederlandse skrywers (byvoorbeeld Jan de Wit); maar by Van Riebeeck vind ons verreweg oorheersend die volgorde soos in Afrikaans.

 

15. Taaloordrag/-versteuring

In 'n artikel in Literator (2002) verwys De Ruyter en Kotzé na die taalaanleerverskynsel "taalversteuring"³ (wat later vervang is deur die term "taaloordrag") met verwysing na woordgebruik en idiome in Afrikaans wat (as leenwoorde en leenvertalings) grotendeels slegs uit tale van Oos-Indië afkomstig kan wees, en aanvanklik in die Kaaps-Hollands van Maleise slawe voorgekom het. In die artikel word daar ook kursories verwys na grammatikale verskynsels soos reduplikasie en die afwesigheid van 'n verbale verbuigingstelsel in beide Maleis en Kaaps-Hollands. Laastens word voorbeelde van fonologiese ooreenkomste tussen Maleis en Kaaps-Hollands (en of dan vroeë Afrikaans) aangestip. 'n Kort oorsig dui op die volgende verskynsels:

15.1 Fonologiese reste uit Maleis in Afrikaans

Ontronding van sommige vokale in Afrikaanse uitspraak is volgens Ponelis (1991: 54) "heel waarskynlik deur Engelse invloed versterk". Maar ontronding was reeds geruime tyd voor kontak met Engels in Afrikaans-Hollands aanwesig. Die ontronding van "uu" > "ie".. .(oftewel /y/>/i/), wat algemeen in die hedendaagse Afrikaanse spreektaal voorkom...', berus op die vroegste aanpassings in die uitspraak van Ndl. /y/ as [i] in byv. "muuf deur sprekers van Maleis. Volgens Teeuw (1974: 9) tel die Ndl /y/ nie onder die Maleise klinkers nie, al word die digraaf "oe" in Bahasa Indonesia gebruik vir /u/. (Vergelyk Ponelis (1991:6) oor "Maleise vokale .. .[teenoor] die veel ryker Nederlandse vokaalstelsel"). Net soos die monoftong /y/, het die Nederlandse diftonge wat nie in Maleis bestaan nie, soos /oei/, /ui/, ook in Afrikaans ontronding ondergaan (vergelyk Kotzé, 1985: 44). Dieselfde ontrondingsverskynsels in die mond van Maleissprekendes is ook as "Indische fouten" bestempel deur Nederlandse onderwysers in die vroeë 20ste eeu in Oos-Indië by hul tweedetaalonderrig van Nederlands aan leerders. Vergelyk in hierdie verband Nieuwenhuis (1930:238): "Oefentabel voor de mondgymnastiek", wat daarop wys dat ook Oos-Indiese leerders byvoorbeeld van miere gepraat het as hul mure bedoel, en /f/ of /w/ gebruik het vir die beginkonsonant van "veel", en die Nederlandse "wat" uitgespreek het as "oewat" of "what".

Die stemhebbende alveopalatale affrikaat "j" in byvoorbeeld [d3a:x] "jaag", soos in "Jan", "jy" [d3an, d3ai] is 'n gestigmatiseerde Maleise ontlening waardeur die glyer /j/ verdring is. (Ponelis, 1991:32)

"In Afrikaans-Hollandse tekste getuig die verwarring van die grafeme f en v daarvan dat die opposisie tussen /f/ en [halfstemhebbende] /β/ nie bestaan het nie: byvoorbeeld "onfangen" 'ontvangen' 1715; "fallewassij" 'valuatie' 1719, ensovoorts" (Ponelis, 1991:33).

In Noordwestelike Afrikaans, soos in dele van Namakwaland en oostelike Boesmanland gepraat, word die stemlose velêre sluitklank [k] dikwels vervang deur 'n stemlose palatale sluitklank [c], byvoorbeeld in [cant], oftewel "tjind", vir kind, en [cenhart], oftewel "Tjenhardt" vir Kenhardt, ensovoorts (Links, 1989:23). Dieselfde affriseringsproses is ook in minimale pare in Bahasa Indonesia werksaam, sy dit dan met geringe semantiese verskuiwings. Voorbeeld: Bahasa Indonesia céna, (cena) "kenmerk", "teken".

 

16. Voortgesette gebruik van Maleis aan die Kaap

Franken, wat onder andere in die 1950's geskryf het, het verskeie voorbeelde van gesproke formules in Maleis gedokumenteer. Om mense na 'n begrafnis uit te nooi, sou 'n moskeeboodskapper (maboet) glo die volgende frases uiter:

Bismila toewang, minta maaf, intji Abdol kasi, farldoe kifajat piljara poekoel satoe (doea of tiga). [...] Baing tramkassie (van trimakassi), toewang, toewang; intji Abdol minta talil besoek malang sampi toedjoeng malang dangha soerat Jassim. (Franken, 1953a:118) 'In die naam van God, Meneer, as ek so vrymoedig mag wees, meneer Abdol hou 'n gemeenskaplike begrafnisritueel om eenuur (of twee of drie) [...] Baie dankie, Meneer, Meneer; Mnr. Abdol versoek 'n tahlîl môreaand tot seweuur die aand om na die Sürah Ya'-Sïn te luister.

Terwyl sulke vaste uitdrukkings nie meer algemeen is nie, bly Maleise (en Arabiese) woordeskat 'n kenmerkende deel van die Kaapse Moslem-linguistiese identiteit. Kyk byvoorbeeld na die volgende aanhaling deur die gewilde regisseur, dramaturg en skrywer Zulfah Otto-Sallies in haar kortverhaal Alles op 'n Sondag:

Salaam, Oemie! Hoe Faa, Boeja! Tien rand se koesiesters, kanalla, baie stroep en min klapper. Shukran! Kanalla, tamaaf, tramakassie, en stuur krieslam vi' Amina! (Otto-Sallies 2010: 60)

'Hallo moeder! Hoe gaan dit, Vader! Koesiesters vir tien rand, asseblief, met baie stroop en min klapper. Dankie! Asseblief, verskoon my, dankie, en stuur my groete aan Amina!'

 

17. Perspektiewe van elders

In die onderstaande gedeelte word daar ook kennis geneem van navorsing wat in die jongste tyd uit die pen gekom het van kenners van Maleis (sowel Bahasa Indonesia en Bahasa Melayu), te wete Hoogenvorst en Witton. Hulle bevindings ondersteun in verskillende opsigte die waarnemings oor die rol van Maleis as lingua franca en die wedersydse beïnvloeding van 17de-eeuse Nederlands en Maleis wat tot dusver bespreek is. Ook die opmerkings van Hesseling oor die ooreenkomste tussen Oos-Indiese Nederlands (Austro-Nederlands) en Kaaps-Hollands word deur hulle bevindings bevestig.

17.1 Hoogenvorst

Hoogenvorst se werk oor die tema van hierdie artikel is toegespits op leksikale en fonologiese aspekte van sowel Maleis as Oos-Indiese Nederlands in die 17de eeu, en hy ondersoek die historíese Kaaps-Maleise variëteit vanuit die perspektief van die Maleise taalkunde.

In drie afdelings rekonstrueer hy die kontaksituasie waardeur die Kaaps-Maleise volkstaal gevorm is, die tipologiese kenmerke daarvan in vergelyking met ander Maleise variëteite en die direkte leksikale invloed daarvan op Afrikaans. Deur dit te doen, bied 'n mate van linguistiese agtergrond tot historiese narratiewe. Terwyl die gemengde afkoms van die Kaapse Moslem-gemeenskap bo alle twyfel is, verdien die linguistiese inbedding van hierdie nalatenskap 'n dieper fokus.

Soos soms uitgewys word, bring 'n oormatige fokus op kreolisiteit die risiko dat komplekse geskiedenisse van nie-Europese meertaligheid uitgewis word. Dit is onlangs aangetoon in 'n studie van vernakulêre skrifte in die Malgassiese diaspora (Pier M Larson, 2009).

Histories het Batavia ook 'n ouer Maleise variëteit voortgebring wat onder die "Mardyker-gemeenskap gepraat word, wat bestaan het uit vrygestelde slawe van uiteenlopende streeksherkoms. Sommige Mardykers het hulle in die Kaap gevestig in diens van die VOC (Lawrence G Green, 1948:94). Hul Maleis is bewaar in 'n 18de-eeuse gedigteboek met die titel Livro depantuns "Boek van pantuns". Soos 'n onlangse linguistiese ontleding van hierdie unieke bron toon, het Mardyker-Maleis fonologiese kenmerke wat tipies geassosieer word met Oos-Indonesiese Maleis, maar het ook 'n sterk leksikale afdruk van Java-Maleis (Adelaar, in druk/1991).

Daar was ook direkte invloed uit Arabies. 'n Aantal leenwoorde is bekendgestel deur mense wat van Mekka af teruggekeer het en het hul weg na die vernakulêr gevind deur direkte kontak met Arabiessprekendes, eerder as Islamitiese onderwys.

17.2 Witton oor die "Maleiers" van die Kaap

In sy bydrae vestig Witton die aandag op sowel die navorsing van Afrikaans-taalkundiges en historici wat in Engels beskikbaar is (byvoorbeeld Ponelis, Shell, Combrink en Valkhoff) as die insigte wat hy met Maleise mede-deskundiges deel. Hy wys onder andere op die omvang van die taalverskeidenheid, wat onder andere ook deur Valentjin genoem word. Benewens Nederlanders, Franse en Duitsers, Savojarde, Italianers en Hongare, noem Valentjin ook die Maleiers, Malabars, Cingalese, Javanese, Makassars, Banjanese, Amboinese, Bandanese, Boeginese, Chinese, Malgassiërs, Angolese en inwoners van die Kaap-Verdiese Eilande en Guinee, waarvan laasgenoemde drie uiteraard ook Portugees magtig was. Onder die sogenaamde "Maleiers" tel dan ook dié wat afkomstig was van Java, Bali, Soenda en Boegi. (Hy beklemtoon dat Maleis as religieuse taal 'n sterk samebindende faktor was.) Met verwysing na Shell (1994:40-41) toon Witton aan dat Maleis vir sowat 250 jaar aan die Kaap gebruik is, maar mettertyd al hoe skaarser geword het en onder daardie sprekers deur Afrikaans vervang is. Die laaste aangetekende gesproke gebruik van die taal in Kaapstad was na berig in 1923. In aansluiting by Tom Hoogervorst se ontleding (2021) van die linguistiese kenmerke van Kaaps-Maleis, laat Witton (1972) die soeklig val op die omvang van reduplisering as "oorgeërfde" kenmerk van Maleis in Afrikaans. Hy wys daarop dat, alhoewel die reduplisering van byvoeglike naamwoorde en bywoorde af en toe in Nederlands voorkom, dit onbekend is by ander grammatikale vorme, soos selfstandige naamwoorde, werkwoorde en syfers. Hy stem saam met Combrink 1978:77-78)⁴ dat die "ongewone" woordsoorte vermoedelik geleende grammatikale vorme uit Maleis of ander tale afkomstig is en deur slawe gebruik is wat deel geword het van die huishouding - onder andere ook hulle invloed as kinderoppassers op die volgende geslag. Combrink (1978) verskaf die volgende voorbeelde:

1. Adjektiewe: ryk-ryk kêrels (Kategorie: adjektief - funksie: adjektief)

2. Adverbia: Hy het sommer so stil-stil verdwyn (Kategorie: adjektief - funksie: adverbium)

3. Naamwoorde: Die mense daar het troppe-troppe beeste (Kategorie: naamwoord - funksie: telwoord)

4. Werkwoorde: (i) Hy het staan-staan die koffie gedrink en toe gery. (Kategorie: werkwoord - funksie: adverbium)

(ii) Sy voel-voel met haar voet hoe warm die water is. (Kategorie & funksie: werkwoord)

5. Telwoorde: Toe klim hulle twee-twee in die bus. (Kategorie: telwoord - funksie: adverbium)

Ponelis (1993:567) sluit ook hierby aan, en noem dat, benewens die verskynsel van reduplikasie, die perifrastiese besitsvorm (genitief), soos in "die taal se eienskappe", ook duidelik in sommige vorme van Maleis teruggevind kan word (pp. 99, 233). Dit is egter debatteerbaar, aangesien (ook volgens W Mahdi, in private kommunikasie met Witton) dit redelik wydverspreid in ander Germaanse tale, soos Platduits, Noors, informele Nederlands en Engels aangetoon kan word.

Laastens, wat die fonologie betref, vestig Ponelis die aandag op die woord-/sillabefinale apokopee van konsonantklusters bestaande uit 'n sonorant (soos /l/, /m/, /n/, /rj/) plus 'n sluitklank (soos /t/, /p/ en /k/) in Kaapse Afrikaans. Dit bring mee dat woorde soos geld, hemp en klink as *gel, *hem en *kling uitgespreek word (Kotzé, 1983:81).

'n Verdere eienskap van dié variëteit van Afrikaans is die verhoging van mid-hoë vokale in woorde soos rook [ruk] en fees [fis], wat volgens Witton toegeskryf kan word aan die drievlak-vokaalsisteem van Maleis, teenoor die vyfvlaksisteem wat in Nederlands (en ook in ander variëteite van Afrikaans) geld - oftewel 'n reïnterpretasie van mid-hoë vokale as hoës.

 

18. Slotsom en verdere studie

Met 'n oorsigtelike waarneming soos die voorafgaande kan 'n mens reeds die kompleksiteit van taalbeïnvloeding in die vormingsjare van die eweneens komplekse begrip "Afrikaans" begin aandui. Benewens die taalaanleerstrategieë (uiteraard meestal onderbewustelik) by nie-Nederlandssprekendes in die 17de eeu om die teikentaal te bemeester, wat deur pragmatiese faktore soos Mufwene se "stigtersbeginsel" en by Nederlandssprekendes deur Grice se koöperatiewe prinsipe bepaal word, kan taaloordrag op verskillende vlakke van taalbeskrywing en by verskillende (of verskeie) variëteite van Afrikaans aangetoon word.

Die doel van hierdie artikel was om die tydperk waartydens die uiteindelike kenmerke van Afrikaans beslag gekry het, sowel as die moontlik allogtone oorsprong van sulke kenmerke in die vorm van Austro-Nederlands te belig; maar die resultaat van die oorsig dui ook op die belangrikheid daarvan om tersaaklike faktore in ag te neem, bykomend tot dié wat normaalweg in diachroniese ondersoeke (waarna onder andere in par. 1 verwys word) na die vorming van Afrikaans vermeld word.

Verdere studie van aspekte van taaloordrag tussen Maleis en die koloniale tale in die VOC-tydperk, in soverre dit betrekking het op eienskappe van Afrikaans is wenslik, omdat "Ceylonse Stukken" ook, net soos die belangrike "Kaapse Stukken" - dit is veral ou VOC-dokumente - in die Rijksarchief te Den Haag te vinde is, asook 'n groot versameling VOC-argiewe (7 141) te Colombo, Sri Lanka (dr. Kees Groeneboer, Universiteit van Jakarta; persoonlike mededeling).

 

BIBLIOGRAFIE

Adelaar, K Alexander. 1991. Some Notes on the Origin of Sri Lanka Malay. In Steinhauer, H. (ed.). Papers in Austronesian Linguistics, No. 1, Pacific Linguistics, A-81:23-37.         [ Links ]

Bickerton, D. 1981. Roots of Language. Sutherland: Karoma Publishers.         [ Links ]

Bosman, DB. 1952. Briewe van Johanna Maria van Riebeeck en ander Riebeeckiana. Amsterdam: Noord-Hollandsche Uitgevers Maatschappij.         [ Links ]

Combrink, JGH. 1978. Afrikaans: Its Origin and Development. In Lanham, LW & KP Prinsloo (eds). Language and Communication Studies in South Africa, Cape Town: Oxford University Press, pp. 69-95.         [ Links ]

Davids, Achmat. 1992. Some lexical aspects of Cape Muslim Afrikaans, Lexikos, 2:39-62.         [ Links ]

De Ruyter, Cor & EF Kotzé. 2002. Oor Austro-Nederlands en die oorsprong van Afrikaans. Literator, 23(3):139-160.         [ Links ]

Du Plessis, ID. 1972. The Cape Malays. Cape Town: Balkema.         [ Links ]

Franken, JLM. 1953. Taalhistoriese bydraes. Kaapstad: Balkema.         [ Links ]

Green, Lawrence G. 1948. Tavern of the seas. Cape Town: Howard B Timmins.         [ Links ]

Groeneboer, Kees. 1993. Weg tot het Westen: het Nederlands voor Indië 1600-1950. Leiden: KITLV. https://www.dbnl.org/tekst/groe050wegt01_01/groe050wegt01_01_0006.php [22 Junie 2024].         [ Links ]

Groenewald, GJ. 2002. Slawe, Khoekhoen en Nederlandse pidgins aan die Kaap, ca. 1590-1720: 'n Kritiese ondersoek na die sosiohistoriese grondslae van die konvergensieteorie oor die ontstaan van Afrikaans. Ongepubliseerde M.A.-verhandeling. Rondebosch: Universiteit van Kaapstad.         [ Links ]

Hesseling, DC. 1910. Overblijfsels van de Nederlandse taal op Ceylon.Tijdschrift der Maatschappij van Nederlandse Letterkunde, XXIX:303-312.         [ Links ]

Hesseling, DC. 1923. Het Afrikaans. Bijdrage tot de geschiedenis der Nederlandse taal in Zuid-Afrika. Leiden: E.J. Brill.         [ Links ]

Hoogervorst, Tom. 2021. Kanala, tamaaf, tramkassie, en stuur krieslam: Lexical and phonological echoes of Malay in Cape Town. Wacana, 22(1):22-57.         [ Links ]

Koops, Enne. 2024. Top 50 - Nederlandse woorden uit het Maleis & Indonesisch. Historiek. https://historiek.net/top-50-nederlandse-woorden-maleis-indonesisch/66844/ [12 Junie 2004].         [ Links ]

Kotzé, EF. 1983. Variasiepatrone in Maleier-Afrikaans. PhD-proefskrif. Johannesburg: Universiteit van die Witwatersrand.         [ Links ]

Kotzé, EF. 1984. Afrikaans in die Maleierbuurt - 'n diachroniese perspektief. Tydskrif vir Geestes-wetenskappe, 24(1):41-73.         [ Links ]

Kotzé, EF. 2016. Die historiese dinamika van Kaaps - toe en nou. In Hendricks, F & C Dyer (reds.), Kaaps in Fokus. Stellenbosch: African Sun Media, pp. 37-48.         [ Links ]

Kriel, Anna P. (Maritz, Anna P.). 2015. Black Afrikaans: An alternative use. Literator [online], 2016, vol. 37(2). https://www.scielo.org.za/scielo.php?script=sci_isoref&pid=S2219-82372016000200004&lng=en&tlng=en [20 Mei 2024].         [ Links ]

Larson, Pier M. 2009. Ocean of letters; Language and creolization in an Indian Ocean diaspora. Cambridge: Cambridge University Press.         [ Links ]

Links, T. 1989. So praat ons Namakwalanders. Kaapstad: Tafelberg.         [ Links ]

Mühlhäusler, P. 1986. Pidgin and Creole Linguistics. Oxford: Basil Blackwell.         [ Links ]

Nieuwenhuis, GJ. 1930. Het Nederlandsch in Indië: een bronnenboek voor het onderwijs in de nieuwe richting. Groningen: JB Wolters.         [ Links ]

Pheiffer, RH. 1980. Die gebroke Nederlands van Franssprekendes aan die Kaap in die eerste helfte van die agtiende eeu. Johannesburg: Universiteit van die Witwatersrand.         [ Links ]

Maritz, Ansie (AP) & Olivier, Jako. 2016. Napraatswartafrikaans: konteks en persepsies van die alternatiewe gebruik van Swartafrikaans. LitNet Akademies, 13(3) (vide Kriel, AP, 2016).         [ Links ]

Meshtrie, R. 2019. African Englishes From a Sociolinguistic Perspective. In Linguistics. Oxford: Oxford Research Encyclopedias.         [ Links ]

Otto-Sallies, Zulfah. 2010. Alles op 'n Sondag. In Vermaak, A & M Nel (reds.). Sweef en ander verhale. Pretoria: LAPA, pp. 84-91.         [ Links ]

Ponelis, FA. 1991. Historíese klankleer van Afrikaans. Stellenbosch: Annale Univ. Stellenbosch.         [ Links ]

Ponelis, FA. 1995. The Development of Afrikaans, Frankfurt am Main: Peter Lang.         [ Links ]

Raidt, EH. 1982. Afrikaans en sy Europese verlede. Van Tacitus tot Van Wyk Louw. Kaapstad: Nasou.         [ Links ]

Raidt, EH. 1994. Oor die herkoms van die Afrikaanse reduplikasie. In Raidt, EH (red.). Historiese taalkunde. Studies oor die geskiedenis van Afrikaans. Johannesburg: Witwatersrand University Press, pp. 33-52.         [ Links ]

Romaine, S. 1988. Pidgin and creole languages. New York: Longman.         [ Links ]

Schoeman, K. 1999. Armosyn van die Kaap. Voorspel tot vestiging, 1415-1651. Kaapstad: Human & Rousseau.         [ Links ]

Schoeman, K. 2001. Armosyn van die Kaap. Die wêreld van 'n slavin, 1652-1733. Kaapstad: Human & Rousseau.         [ Links ]

Scholtz, J du P. 1982. Wording en ontwikkeling van Afrikaans. Kaapstad: Tafelberg.         [ Links ]

Shell, RC. 1994. The tower of Babel; The slave trade and creolization at the Cape 1652-1834. In: Eldredge, EA & F Morton (eds). Slavery in South Africa; Captive labor on the Dutch frontier. Boulder: Westview Press / Pietermaritzburg: University of Natal Press, pp.11-39.         [ Links ]

Stoltz, E. 1982. Gepidginiseerde Afrikaans in wit-swart-interaksie. Ongepubliseerde MA-verhandeling. Johannesburg: RAU.         [ Links ]

Stoltz, E. 1983. Gepidginiseerde Afrikaans. In Van Rensburg, MCJ (red.). Kongresreferate 19de nasionale kongres [van die] Linguistevereniging van Suider-Afrika, Universiteit van die Oranje Vrystaat. Bloemfontein: Universiteitsdrukkers UOVS, pp. 335-345.         [ Links ]

Teeuw, A. 1974. Leerboek Bahasa Indonesia. Groningen: Wolters-Noordhoff.         [ Links ]

Uys, MD. 1983. Die vernederlandsing van Afrikaans. Ongepubliseerde PhD-proefskrif. Pretoria: Universiteit van Pretoria.         [ Links ]

Valkhoff, MF. 1966. Studies in Portuguese and Creole, With Special Reference to South Africa. Johannesburg: Witwatersrand University Press.         [ Links ]

Valkhoff, MF. 1972. New Light on Afrikaans and "Malayo-Portuguese". Louvain: Editions Peeters, Imprimerie Orientaliste.         [ Links ]

Van der Sijs, N. 2004. Top 50 - Nederlandse woorden uit het Maleis & Indonesisch. Historiek. https://historiek.net/top-50-nederlandse-woorden-maleis-indonesisch/66844/ [12 Junie 2004].         [ Links ]

Van Gelder, R. 1997. Het Oost-Indisch avontuur. Duitsers in dienst van de VOC. https://api.semanticscholar.org/CorpusID:155714689 [19 Mei 2024].         [ Links ]

Van Rensburg, MCJ. 2011. Onderbreekte reise - Oor die tale aan die vroeë Kaap: Aanleerders en beïnvloeding. Bloemfontein: UOVS (ongepubliseerde referaat).         [ Links ]

Van Wyk, EB. 1983. Gepidginiseerde Afrikaans. In Claassen, GN & MCJ van Rensburg (reds.). Taalverskeidenheid: 'n Blik op die spektrum van taalvariasie in Afrikaans. Kaapstad: Nasionale Boekdrukkery, pp.162-170.         [ Links ]

Witton, R. 1972. An Indonesian-African Connection, Asian Studies Review, 15(3):114-115.         [ Links ]

 

 

Ontvang: 2024-09-23
Goedgekeur: 2024-11-16
Gepubliseer: Maart 2025

 

 

 

Ernst Kotzé is emeritus professor in Afrikaanse taalkunde en toegepaste taalstudies van die Nelson Mandela-universiteit in Gqeberha (voorheen Port Elizabeth), voorheen ook navor-singsvennoot en dosent in forensiese linguistiek aan die Noordwes-Universiteit in Potchefstroom. Hy het gestudeer aan die Universiteit van Kaapstad (BA en BA (Hons)) en die Universiteit van die Witwatersrand (MA en PhD). Navorsings-gebiede sluit in linguistiek en Afrikaanse taalkunde, sosiolinguistiek, leksikografie, taalbeplanning en -beleid, historiese taalkunde, vertaalkunde en forensiese linguistiek. As ontvanger van die Alexander von Humboldt-stipendium het hy postdoktorale navorsing gedoen in Duitsland, akademiese poste beklee by verskeie universiteite in Suid-Afrika, en as besoekende professor onderrig gegee in België en Japan. Kotzé is 'n NSS-geëvalueerde navorser, en het verskeie beurse en toekennings ontvang, onder andere die SA Akademie se CJ Langenhoven-toekenning vir Taalwetenskap in 2003 (Leksikografie), en die CL Engelbrechtprestasieprys (Taalkundige Navorsing), die Marnixring Internationale Toekenning (Belgies) vir die internasionale bydrae tot die ontwikkeling van Nederlands (en Afrikaans), en 'n besondere erepenning van die SA Akademie vir Wetenskap en Kuns vir diens aan Afrikaans as wetenskaps- en standaardtaal. Hy het in totaal 44 boeke, 56 vaktydskrifartikels en 41 bydraes in kongresverhandelinge oor sy navorsgebiede in Afrikaans, Engels, Duits, Frans en Japannees gepubliseer.
Ernst Kotzé is emeritus professor in Afrikaans Linguistics and Applied Language Studies at Nelson Mandela University in Port Elizabeth, formerly a research partner and lecturer in forensic linguistics at the North-West University in Potchefstroom. He studied at the University of Cape Town (BA and BA (Hons)) and the University of the Witwatersrand (MA and PhD). Research areas include linguistics and Afrikaans linguistics, sociolinguistics, lexicography, language planning and policy, historical linguistics, translation and forensic linguistics. As recipient of the Alexander von Humboldt Scholarship, he did postdoctoral research in Germany, held academic positions at various universities in South Africa, and taught at various universities in Belgium and Japan as a visiting professor. Kotzé is an NRF-rated researcher, and has received several scholarships and awards, including the SA Academy's CJ Langenhoven Award for Linguistics in 2003 (Lexicography), and the CL Engelbrecht Achievement Award (Linguistic Research), the Marnixring International Award (Belgian) for the international contribution to the development of Dutch (and Afrikaans), and a special honorary award from the SA Academy of Science and Arts for service to Afrikaans as a scholarly and standard language. He has published a total of 44 books, 56 journal articles and 41 contributions in congress papers on his research areas in Afrikaans, English, German, French and Japanese.
1 Hierdie artikel is 'n verwerkte weergawe van 'n referaat met dieselfde titel wat in Julie 2024 in Windhoek, Namibië by die driejaarlikse internasionale kongres van die SA Vereniging vir Neerlandistiek (SAVN) gelewer is. Ek bedank die anonieme keurders vir hulle waardevolle kommentaar oor die bydrae, asook die voorstelle ter verbetering van die teks. Dit word aangebied vir die spesiale uitgawe van die TGW met die oog op Afrikaans Amptelik 100, om nuwe kennis oor die ontstaanstyd van Afrikaans vanuit die perspektief van studies oor Maleis onder die aandag te bring, en veral aan die hand van die Austro-Afrikaans-hipotese.
2 Oseanië is die kollektiewe naam vir 'n groot aantal eilande in die Stille Oseaan. Die gebied word meestal in drie eilandgroepe ingedeel: Melanesië, Mikronesië en Polinesië. In 'n breër sin verwys die term Oseanië na al die eilande tussen Suidoos-Asië en die Amerikas, insluitende Australasië en die Maleise argipel.
3 Uys (1983) (veral bl. 12 et seq) bied 'n insiggewende beskrywing van die uitwerking van taalversteuring op die ontwikkelingsgang van die verskillende vorme van Afrikaans, asook oor die faktore wat 'n noue band tussen Afrikaans en Nederlands verseker het.
4 Ook Ponelis bespreek die onderskeidende gebruik van reduplikasie in Afrikaans (1993:567 e.v.).